Zicht op Haringcarspel Dat is altijd nog een stille hoop gebleven. Zelfs de buren wisten het nog eerder dan mijn vader dat alles aan de balk geschreven was. Veel land werd er opge kocht door de familie; de villa en 4 hectare land door dominee Mol, die getrouwd was met een zuster van hem. Er was veel veranderd; nu moest hij alles huren. Hij kon tot aan zijn dood geen 100 gulden op zijn naam hebben, of ze pakten het weer van hem af. Hij kon goed met jongens opschieten, en had altijd wel appels in zijn zak; je kon ze krijgen maar je moet er altijd wel wat voor doen. In 1928 liep hij weer met een 20.000 gulden in zijn portefeuille. Hij was prach tig door de jaren 30 heen gekomen, maar er moest en zou land voor gekocht worden. Er werd 6 hectare land gekocht voor 4.000 gulden de hectare, 12.000 gulden van de accountant, en 12.000 gulden geleend van mijn vader. En alles kwam op mijn vaders naam te staan. Ome Hendrik zou het van hem krijgen maar die kon het geld niet bij elkaar krijgen. Mijn vader en opa waren het niet met elkaar eens. Als je wat tegen opa zei wat hem niet aanstond was het, 'ge ge doorie doo- rie jonge lelijke leip', en liep dan weg. Als je dacht dat je een appel of een peer van hem zou krijgen dan stopte hij een dooie mol in je handen. Hij mocht graag kool kopen, als ze duur werden verkocht hij nog niets. Het was altijd even afwachten totdat ze nog duurder worden. Uiteindelijk kwamen ze in mei van alle glorie ontdaan naar buiten en werden dan voor een appel en een ei verkocht. Hij was een harde wer ker, was altijd voor dag en dauw aan 't werk. Hij kon heel goed schaken. Als hij met je speelde dan liet hij meestal de meeste stukken van zijn bord afslaan. Met een paar pionnen en een toren wist hij wel zo te manoeuvreren dat je het aan het eind toch nog weer verloor. Hij leefde de laatste jaren in de villa in een zit- en slaapkamertje. Mijn vrouw heeft hem tot aan zijn dood verzorgd. Hij is uitgedragen uit de villa naar zijn laatste rustplaats. Hij was ongeveer 86 jaar. Mijn moeder en tante Aaltje hebben de laatste stoel en tafel nog verdeeld. Ome Hendrik Troost en Aaltje Slot hadden ook een zeer bewogen leven. Hij heeft nog een paar jaar niet ver van Nijmegen aan de Duitse grens gewoond, de ene helft in Duitsland, de andere helft in Nederland. Hoe hij daar zijn brood verdiend heeft weet ik niet; het was een mooie plaats om te smokke len. Als hij weer eens op de Stroet te voorschijn kwam dan was het om geld. Later is hij met hele familie weer teruggekomen en heeft zijn intrek genomen in de villa. Ze hadden vier kinderen, Klaas, Trijntje, Stijntje en Ali. Ome Hendrik werkte voor opa; kreeg te eten en te drinken en het kerkengeld. Niet dat ze arm waren. De oudste zoon (Klaas) werd ziek had TBC en was totaal uitgeteerd; op jonge leeftijd is hij gestorven. De Jongelings Vereniging heeft hem naar zijn graf gebracht. In het zelfde jaar werd Trijntje ziek en stierf. De Jongelings Vereniging heeft ook haar begraven. De andere drie kinderen waren 16, 18 en 20 jaar oud. Stijntje, de oudste, trouwde met Klaas de Geus Dirkzoon. Klaas en Stijntje zijn nu ook dood. Maar Klaas de Geus was miljonair. Daar was ook nog een Engel Paarlberg; hij was getrouwd met Annaatje, zuster van mijn moeder. Hij lustte heel graag een borreltje en was een man vol grappen. Maar het schijnt dat hij de hele boerderij heeft verdronken. Na zijn dood waren mijn vader en moeder het niet over eens of hij nou in de hemel gekomen was of niet. Mijn moeder dacht van wel. Ook waren er mensen in het dorp, en er omheen, die hun eigen doen en laten hadden. Er werkte bij ons een Jaap Dekker; hij was altijd precies op tijd met zijn handen in z'n zak. Als je hoorde klik klak, dan kwam Jaap op klompen. Mijn vader heeft eens tegen hem gezegd, "Jaap, haal je handen uit je zak". Jaap heel nij dig "mag toch zeker in m'n eigen tijd m'n handen in m'n zak steken". En dan was er m'n tweede buurman Jan Gootjes, getrouwd met Neeltje Balder, een rijke vrouw. Jan Gootjes heb ik nooit zien werken. Hij was de eerste die op Groenveld een auto reed en dat was in de crisisjaren. Auto's kosten toen 6.000 gulden. Goof Gootjes was mijn kameraad; die zei "als ome Jan dood gaat vraag ik om z'n auto". Zover als ik weet, Neeltje Balder leeft nog, moest nu ongeveer tegen de 100 wezen. Geen paardenpadje meer. Dan had je Van Laar de schoenmaker met drie doch ters. Als zij eens te laat thuis kwamen, sprong hij het bed uit, trok z'n broek en shirt aan en ging midden op de weg staan hun dochters bij hoog en laag een ver maning te geven; er stonden andere meiden omheen. Het lolligste was: hij had z'n 'kerkdeur' wagenwijd open. Wordt vervolgd. mei 2019

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2019 | | pagina 24