Wij jongens van een jaar of 5-6 moesten ze allen een
hand geven. Ging het tasje open dan kreeg je een
zuurtje. Je moest dan ook nog je naam zeggen. Alles
ging heel plechtig we waren dan ook blij dat dat weer
achter de rug was. Ome Jan, een hele dikke kerel met
een kale kop kneep zowat door je handen heen. Ome
Jaap, een stille man, had een grote rooie snor.
Toen vader en moeder 12^ jaar getrouwd waren
kwam de familie op de bruiloft, dat was 1921. Ik zie
nog een grote schaal boerenjongens op tafel staan, dat
was brandewijn met rozijnen. Grote tulbanden ston
den op tafel. Oma Slot, moeder van mijn moeder, was
Trijntje Slot. Ze had een gedicht maakt en dat moest
ik uit m'n hoofd leren en voordragen.
En dan had je de neven en nichten. Ome Piet en tante
Leentje hadden drie jongens. Zij woonden in
Warmenhuizen waar ook mijn vader vandaan kwam.
Ome Piet had zijn nicht getrouwd en was van een
rijke familie. Hij had een boerenplaats met 40 hectare
van het beste land en had zwarte koeien met witte
koppen. Omdat Warmenhuizen meest rooms was, had
hij een klein schooltje gebouwd en huurde een
schoolmeester voor zijn drie jongens.
De jongste, toen hij 18 jaar oud was, wou naar Parijs
met de wagen met twee paarden er voor. Hij was een
sportman en is er ook gekomen. Hij heeft op z'n kop
gestaan op de Eifeltoren. Thuis spanden ze een touw
van de hoogste punt van de ene boerenplaats tot de
andere en dan liep hij daar met een juk en twee
emmers water.
Als je bij ome Piet en tante Leentje kwam stond de
koektrommel op tafel en een grote kist sigaren achter
z'n stoel.
En dan had je ome Jan en tante Ant. Die woonden in
Krabbendam en hadden twee jongens, Piet en Klaas.
Tante Ant was groot en zwaar en klaagde altijd dat je
je nek brak over de katten. Je hoorde haar altijd "ik
wou dat ik koningin was" zeggen. Piet was de acrobaat
en Klaas was de goochelaar. (zie ook Zicht 35: Jannetje
Frans uit Amerika) Ze konden alle twee goed voor
dragen; ook deden ze voorstellingen in cafés en scho
len. Piet was ook barbier en zaterdag avond zat het wel
vol met jongelui. Dan was het maar wie de zwaarste
gewichten omhoog kon tillen.
Opmerkelijk: de drie jongens van ome Piet en de
twee jongens van ome Jan hebben nooit nakomelin
gen gehad; ze zijn gestorven toen zij ongeveer tussen
50 en 55 jaar waren. Cornelis, zoon van ome Piet en
tante Leentje, heeft het langst geleefd. Hij zat er nog
het beste bij en was de laatste van zijn familie. Dominee
had al eens gezegd "je moet een testament maken,
Cornelis". Cornelis zegt "je gaat zo maar niet dood,
dominee". Niet lang daarna zat hij in zijn stoel een
kop thee te drinken en viel dood neer. Op de grond
en geen testament. Een verre oom kreeg de helft. Wij
waren met 34 neven en nichten en kregen elk onge
veer 2500 gulden (dat is ongeveer 160.000 in totaal).
Mijn vader ging vroeger op het paard te vrijen naar
mijn moeder op de Stroet. Ook was mijn vader de
eerste die een maaimachine voor paarden had. Toen ze
de maaimachine uitprobeerden liepen er zoveel men
sen omheen dat het gras zo plat was dat hij kon er
niets afkrijgen. Mijn grootvader, opa Slot, was
getrouwd met Trijntje Slotemaker van Broek op
Langedijk; hij erfde meer dan 100.000 gulden en heel
wat Russische papieren wat in de tsarentijd de veiligste
geld belegging was.
Maar opa mocht graag op verkopingen strijkgeld
halen. Als je op een stuk land bood en je was de hoog
ste bieder dan kreeg je zomaar een 200 gulden in je
handen. Een week later werd dat zelfde land met afslag
verkocht. Als het nu afgemijnd werd dan was die 200
gulden van jou; dan noemde ze dat je had strijkgeld
gehaald. Maar je kon ook hangen blijven noemde ze
dat. Dat gebeurde als het niet afgemijnd werd dan was
jij de koper en dan kwam die 200 gulden er weer
overheen. De afslager begon dan met een 1000 gulden.
Als je nu veel zin had in dat stuk land dan mijnde je
het af op 1000 gulden want dan was je zeker dat je het
gekocht had. Maar dan betaalde je 200 gulden strijk
geld plus 1000 afmijnen plus het hoogste bod. Als er
geen kopers waren dan werd het stil in de zaal, de
afslager ging naar 1000, 900, 800 tot 100, 90 tot 10 en
van 10, 9, 8 tot 1 gulden, je kon het zelfs afmijnen op
1 gulden. En als er geen mijn geroepen werd, dan had
opa er weer een stuk land er bij.
Mijn moeder had nog een zuster: tante Aaltje; die was
getrouwd met ome Hendrik Troost. Die kwam uit de
Haarlemmermeer. Hij was een grote kerel, en nog al
een opschepper. Hij reed een keer met iemand op de
fiets door Kalverdijk, boven op een hoge brug bleven
ze staan. Hij zegt tegen de man zie je al dat land daar
en hij zwaaide van de ene kant naar de andere kant,
"dat komt allemaal van mijn schoonvader".
Ome Hendrik begon voor opa te handelen op
Duitsland. De eerste jaren zal het wel goed gegaan
zijn. Maar opa mocht ook graag gokken. In plaats dat
hij de marken omzette in guldens ging het ene siga
renkistje na de andere vol met Duitse marken.
Miljoenen als plee papier zijn ze later te voorschijn
gekomen; ik heb ze gezien van 100.000 mark.
Op een morgen in 1920 stond er 100 hectare land te
koop. Dat was in de tijd dat Rusland de tsaar van kant
maakte. Opa kreeg van veel mensen nog geld, maar
dat gaf hij niet op in de hoop dat hij dat later weer
terug zou krijgen.
Zicht op Haringcarspel
mei 2019