Groenveld is een klein dorpje met een grote water molen die er nu nog staat. Daar was een mannetje op jaren, Piet Boot. Als je hem probeerde voor de mal te houden dan was het 'pot stouce ourie pietje lauw water'. En dan had je Gert Dekker, 'Gaa Gaa Gaa' als hij lachte. Maar als je aan de bel trok dan kwam hij op z'n sloffe achter je aan en als hij je te pakken kreeg, dan kreeg je op je falie. En dan was er ook nog een oude veldman, die werd ook altijd voor de gek gehou den. Alle eenden die zwommen in de poldersloten kwa men van Arie en Neeltje Roos. Die eenden legden eieren bij ons onder de brug; die brachten we dan naar Neeltje toe en kregen we 2 centen voor een ei. Neeltje was zo dik dat ze kon kwalijk uit d'r stoel vandaan komen en mompelde wat. Nooit heb ik er een woord van verstaan. Een ander karakter was een Kees Burger; hij zag geen vliegmachien maar een bietenmachien in de lucht vliegen. Hij kwam al heel gauw in Merenberg terecht (Medemblik), dat was een plaats waar je na toe ging als je geen 100% was. En dan had je de turfschuit van Jan van Schoorl. Het was een 25-tonner met een hutje er in, een grote mast met zeilen, lag in de ringsloot, maar er was geen motor in. Nou daar hebben wij eens ingebroken, en een kist met donkere sigaren hadden we vernield; dat ging niet best, mijn vader moest er voor betalen. Bedelaars kwamen er ook genoeg. Dan kwam er vast een met een harmonica op een klomp en een schoen. 'Heb Medelij Jet, Heb Medelij Jet'. Dat was al wat hij uit kon halen. Verder kwamen er ook een met een been op een stok aan hinkelen; maar als hij Groenveld weer uit was dan haalde hij zijn been uit de ene pijp en dan liep ie weer op twee benen. Verder had je de voddeman en scharenslijper. Ook kwam er eentje die onze haren knipte in de paarden stal; dat was geen kunst, wij liepen allemaal met kale koppen. Wij hadden twee winkeltjes op Groenveld, een tegen over ons, en een op zij van huis, dat was een steenkolenboer. De rest was boeren, tuinders en arbei ders. Ik zal in kort op noemen wie er ook bij ons aan de deur kwam. De bakker, twee kruideniers, de melk boer, de slager, de schoenmaker, de postbode, de man voor doktersfonds, de groenteman, een die kleren verkocht (de lapjespoep). En dan had je nog de scharrelaars, de man die veters verkocht, de haringman (nieuwe haring), en die om een cent bedelde, en dan kwam de dokter, de zuster, de dominee, en als het jaar om was, dan presenteerden o.a.de timmerman de rekening. De postbode kwam twee keer op een dag. De vrachtrijder en de bus kwam alle dagen: een keer in de week kwam de veewagen door Groenveld voor koeien, en de groenteman kwam met zijn wagen om geiten en konijnen naar de markt te brengen in Schagen. Ook kwamen er schippers met 40-tonners met grind en kunstmest en er kwamen schippers die de groente naar de markt brachten. Het gebeurde ook wel dat er een zigeunergroep door Groenveld kwam, of om te overnachten, meestal 10-12 wagens, ja prachtige wagens met vier paarden. De kleine kinderen moesten dan op 't erf blijven en al wat los zat ging achter slot en grendel; de kippen gin gen ook vast. Zo al met al was er wel bedrijvigheid, 's avonds als het mooi weer was zaten of stonden groepen mensen het laatste nieuws te verhandelen. Op de Stroet stond de school op een half uur lopen. Als we op draf liepen waren we binnen een kwartier thuis. Ons spelletje op school was knikkeren en haasje over. Ook was er wel eens oorlog tussen Dirkshorn en Groenveld; soms wisten we 20 jongens bij elkaar te krijgen, gewapend met allerlei soorten stokken. Op zaterdag werd er slag geleverd met een groep van Dirkshorn. Ook hebben wij nog een voetbalvereni ging opgericht. We gingen bij alle huizen langs voor een paar centen om een bal te kopen. De eerste wed strijd was tegen Dirkshorn; wij hadden het vuur uit onze stoffen gelopen maar verloren met 12 - 0. Koningin Wilhelmina was 31 augustus jarig; dan had den we een Koninginnestook. Weken van tevoren haalden we takken en oude manden op; zelfs trokken we de stoppels van de tarwevelden en sleepten alles op een hoop. En wat een groot vuur dat werd. Ook vochten we als jongens onder elkaar. Ik was eens aan vechten op een hooischuit met Cor Rens. Na veel geworstel wist ik hem over de kant van het hooi in de water te duikelen. Heel de Groenveldse jeugd heeft de strontnatte Cor Rens naar huis gebracht. Tegenover ons woonde Jaap Rus; daar waren 11 kin deren. Daar bij de plee was een slootje. Uit de keuken bij ons vandaan, hadden we het zicht er op. Dan kon het gebeuren dat er 4 jongens op een rijtje stonden en probeerden met een grote boog over het slootje te pissen. Mijn vader heeft toen wel veel bomen geplant, dus dat toneel verdween. Zicht op Haringcarspel mei 2019

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2019 | | pagina 21