Van schoenmakerszoon naar slager
Door: Piet en Gre de Nijs en Willy Kok
Het verhaal van slagerij Piet de Nijs deze keer, dat begint met zijn opa die schoenmaker was,
maar zijn vader Gert koos een totaal andere weg. Zo gaat dat in de geschiedenis, waar je
mede gevormd wordt door je afkomst, maar dat was eigenlijk alles behalve vlees!
Al heel vroeg verloor Gert de Nijs zijn vader en moest
hij voor de financiën zorgen voor het arme gezin,
naast Gert bestaande uit zijn moeder en jongere zusje.
Dat betekende weinig meer naar school.
Hij kreeg een baantje als rietdekkersknecht bij zijn
buurman Anton Mors. Later wilde Gert toch wat
anders en zocht hij een baan als slagersknecht. Nadat
hij in Amsterdam, Bergen en Schoorl had gewerkt
besloot hij om in Tuitjenhorn een slagerij te beginnen.
Er werd grond gekocht van de familie Tol en daar liet
hij een slagerij annex woonhuis bouwen en startte zo
de nieuwe zaak in 1929.
Door persoonlijk huis aan huis kennis te gaan maken
werd er een klantenkring opgebouwd. Dat was goed
geslaagd. Tot oktober 1957 bleef hij slager en deed de
zaak toen over aan zijn zoon Piet.
Dubbeltje
Alhoewel Piet eigenlijk de techniek in wilde, maar die
opleiding dat jaar niet lukte, zei vader Gert "Piet,
wordt dan maar slager, want met een eigen bedrijf zit
er altijd wel een dubbeltje tussen de centen". En zo
geschiedde! Nou moest je voor dat dubbeltje wél
dubbele uren maken. Intussen had Piet ook verkering
met zijn Gre Mul, die graag in het onderwijs wilde,
maar door hun huwelijk vanzelfsprekend slagersvrouw
werd. Want van toepassing was het bekende gezegde
'waar je brood is, is je vaderland'. Het drukke leven
begon voor dag en dauw voor het stel, dat een goed
team bleek te zijn. Ondertussen werden er ook nog
vier dochters geboren, Joke, Annelies, Ingrid en
Gerlinde.
Zicht op Haringcarspel
Op de slagersvakschool.
Geopend in 1929, nog geen straat voor het huis
maar een paardenpadje.
Paas 1934. Van links naar rechts:
Piet de Rhode, IJf Dekker, Jo de Nijs-Boekel,
Piet de Nijs en Gert de Nijs.
december 2018