Getroffen door de talrijk® ®n
vcïcriei Mijken van belangstel
ling, welke wij mochten onder
vinden na het overii|doii van
omen Weven Man, en Vader»
S, QROENHAHT,
in leven arts te Dirkshom,
betuigen wij aan allen onsen
warmen' dank.
Uit aller naafnv
L. M. GROENHART—
van Thïci.
DirksTwrn, 12 April lU-iO.
Op de dag na de Duitse inval hebben Piet en zijn
vrouw zich vanuit Zeist en broer Dirk vanuit Am
sterdam zich in Harenkarspel laten inschrijven. Of
zoon Piet de praktijk kon overnemen was intussen
nog maanden een punt van discussie in de gemeen
teraad. Je vraagt je af hoe dat toch kon zijn, terwijl de
wereld in brand stond. De kans is groot dat leiding
gevenden volstrekt verlegen waren met de situatie van
bezetting en daar geen enkele vat op hadden. Ze kon
den geen belangrijke beslissingen nemen en gingen
zich dus druk maken over kleine lokale probleempjes.
Want wat was er nu eenvoudiger geweest dan Piet, als
opvolger van zijn vader, te benoemen tot gemeente
arts. B en W stelden echter voor om wel een vaste ge
meente-vroedvrouw, maar geen vaste gemeente-arts
te benoemen, dus over te stappen op een particuliere
praktijk en vrije artsenkeuze.
Er zou genoeg animo zijn voor een plattelandspraktijk.
Een commentator beschouwt dit als een poging van
de katholieken, de Roomsch-Katholieke Staatspartij,
om evenals in buurgemeenten ook hier te komen tot
een katholieke arts, in plaats van de 'protestante' arts
Groenhart. Door het staken van de stemmen en de
ellenlange discussies over gemeentelijke samenvoe
gingen die natuurlijk van invloed zouden zijn op de
aanstelling van een gemeentearts, is een besluit op de
lange baan geschoven.
De praktijk is echter zijn eigen gang gegaan: Piet is
vanaf dat hij uit militaire dienst kwam in juni/juli
1940, aan de slag gegaan, want er was heel veel werk.
Bovendien was men al spoedig heel tevreden over
zijn medische capaciteiten. En over zijn kwaliteiten
als mens: een zoon als zijn vader, iemand die men ver
trouwt, een 'dorpsjongen' die uitstekend met de Waar-
landers, Tuitjenhorners en Dirkshorners overweg kan.
Piet Groenhart manifesteert zich meer en meer als
huisarts, maar ook in andere zaken, als medeburger
dus. Want wat beleeft hij verder in datzelfde jaar 1941?
Hij is als adviseur zeer actief voor de zwemvereni
ging 'De Veersloot', die een verkleedruimte bij de kaai
krijgt:.
Hij wordt aangereden door een vrachtauto van
"Het Nieuws van den Dag" en kort daarna belandt
zijn auto in de sloot terwijl hij een visite volbrengt.
Hij start een tweewekelijks consultatiebureau voor
zuigelingen in de Oude School op de Stroet.
Eveneens op de Stroet behandelt hij de ernstig zieke
mw. Zijlstra-Dekker.
Haar dochter Nel Paarlberg-Zijlstra vertelt: "Ik was 7
jaar en mijn moeder had borstkanker. Zij gilde van de
pijn. Toen dokter Groenhart kwam, moest ik van hem
naast mijn moeder gaan zitten of eigenlijk tussen het
bed van mijn moeder en hem in. Hij had een hamer
tje in zijn hand dat hij heen en weer slingerde. Mijn
moeder moest daarnaar kijken en hij ging vertellen.
Kennelijk verdween daardoor al ras de pijn, want mijn
moeder viel meteen in slaap. Hij maakte dus gebruik
van hypnose. Het was indrukwekkend. Zij is enige
tijd daarna wel overleden."
Voor het nog zo jonge gezin van Hessel Zijlstra was
dit een aangrijpend droevig gebeuren
De moeder van Piet, mw. Groenhart-van Thiel ver
huist naar Schagen.
Hij is ondertussen Lid van het Comité Winterhulp.
En verder natuurlijk de dagelijkse werkzaamheden
van een arts.
Wat zich echter niet in het openbaar afspeelt, in
tegendeel zelfs, is dat hij zich het lot aantrekt van
jongens die zich willen onttrekken aan werken voor
de Duitsers, dienstweigeraars dus. Hij helpt ze on
derduiken. Eén van die jongens is ziek en ligt voor
nader onderzoek bij de dokter in huis. Dit komen
de Duitsers op één of andere manier te weten en wil
len daar Groenhart wel eens over ondervragen. Die
is op dat moment zijn rondje aan het doen, langs een
aantal zieken: Smit, Bullooper, Govers en ook Havik
op Koetenburg. Deze had een vergiftiging opgelopen
door een aardappelenloofdodend middel.
Bets Havik vertelt:
"Ik was ongeveer tien jaar oud en mijn vader was
ernstig ziek, had zware trombose. Wij woonden op
een boerderij op Koetenburg aan de ringvaart. Voor
ons huis was een draaibrug over die ringvaart. Dokter
Groenhart was die ochtend bij mijn vader en ik was
buiten aan het touwtjespringen. Maar dan zien we in
het land een paar groene pakjes door het koren lopen.
Wat moeten die lui hier, dacht ik. Maar nadat dokter
Groenhart was gewaarschuwd en buiten zijnde niet
meer kon vluchten, laat hij zich in het klokhuis van
de brug zakken. Dat 'klokhuis' was een ronde koker in
en vooral onder de brug, waarin het draaimechanisme
van de brug zat, maar waarin kennelijk nog genoeg
ruimte voor de dokter overbleef.
"Blijfjij voor mij maar fijn touwtjespringen zei hij, de
héle morgen!" Ik was de onschuld zelve en zeker toen
die Duitsers bij ons huis kwamen en mij vroegen of
ik dokter Groenhart ook gezien had.
Zicht op Haringcarspel
mei