had, kwam ik op het idee om een zeilbakfiets te maken.
Aan de voorkant van de bakfiets monteerde ik twee beu
gels waarin ik ronde stokken plaatste waaraan een oud
tafelkleed gebonden werd. De stevige zuidwesten wind
zorgde er voor dat ik flink vaart kon maken. Zo snel ging
ik vooruit dat Lies het op haar fiets niet kon bijhouden.
Dus: fiets op de bakfiets, Lies erop, en we zoefden als een
trein over de weg. Die hadden we praktisch voor ons
alleen, want er reden nog geen auto's of motorfietsen. Om
8 uur gingen we op stap en om half 3 waren we al in
Krabbendam. Eerst naar moeder Guurtje Vos en dan naar
de familie Biersteker. We hadden veel bekijks. Later op de
middag ben ik nog met een stel kinderen gaan 'zeilen' op
de hoge dijk, een prachtige belevenis voor de kinderen.
Een barre tocht
lk had, toen Lies en ik kort na de bevrijding naar
Naaldwijk gingen, het plan om in Krabbendam te blijven.
Daar had ik het heel erg naar mijn zin gehad. Maar toen
ik de kassen weer zag en allemaal bekenden realiseerde ik
me dat ik toch terug naar huis wilde. De familie Biersteker
vond het erg jammer dat ik weer terug naar Naaldwijk
ging, maar ze konden het goed begrijpen. Ik kreeg van
alles mee voor thuis: boter, kaas, eieren, tarwe en eigen
gebakken brood.
Kort voor ik met de inmiddels volgeladen bakfiets zou
vertrekken kwam er bericht uit Rotterdam. Daar woon
den Catrien (een zus van Lies) en Cor Bestebreurtje. Hun
dochters Martha (9 jaar) en Gusta (8 jaar) waren in het
laatste oorlogsjaar bij familie in Noord-Holland onderge
bracht. Ze wilden ze graag weer terug zien, maar in de tijd
reed er geen trein of bus. Zo kwam de vraag of ik de kans
zag om de kinderen mee te nemen op de bakfiets.
Eenvoudig was dat niet. Ik had een grote koffer met spul
len, levenswaren en ook nog een zak aardappelen. Met de
twee meisjes er bij woog de bakfiets wel 300 kilo. Maar ik
was sterk, dus vooruit maar. Het ergste was dat het stevig
waaide en ik nu recht tegen de wind in moest trappen.
Een andere tegenvaller was dat ik niet over de Hembrug
richting Amsterdam kon omdat daarvoor een reisvergun
ning van het militair gezag nodig was. Als je weg wilde,
moest je eerst naar Alkmaar om zo'n vergunning te krij
gen, maar het scheen dat die nauwelijks werden afgegeven.
Martha en Gusta huilen natuurlijk, want die zouden naar
huis toe gaan! Dus ik zeg: "ze kunnen allemaal de pot op,
ik ga het gewoon proberen". Op naar het militair gezag.
De kinderen moesten in de bakfiets blijven, want anders
zouden ze mijn spullen jatten. Na een lange tijd wachten
kwam ik uiteindelijk zonder vergunning naar buiten. We
kwamen op het idee om een broer van omaVos, om hulp
te vragen. Hij was in de oorlog actief geweest in het verzet.
Op naar Wormerveer waar hij woonde. Helaas kon ook
hij ons niet direct helpen, maar schakelde een goede ken
nis uit het verzet van hem in. En ja hoor, die wilde helpen.
We reden met de bakfiets naar Zaandam waar een docu
ment klaar lag. Ik blij, de kinderen blij en op naar
Amsterdam. De enige toegangsweg was de Hembrug.
Op de brug kwamen twee Canadese militairen op ons af.
Gewapend en met hun armen zwaaiend gebaarden ze ons
terug te gaan. Ik mocht niet over de brug. Ik gebaarde dat
ik een vergunning op zak had. Waarschijnlijk dank zij de
indrukwekkende stempels op het document gingen ze
overstag en mochten we door richting Amsterdam.
Lekke band
Vol goede moed gingen we richting Rotterdam. Er stond
nog steeds een hevige tegenwind. Ver kwamen we niet,
want in de buurt van Badhoevedorp kregen we een lekke
band! Ik had geen reparatiespullen bij me, want met drie
splinternieuwe banden en denk je daar niet aan. Wat nu?
Eerst een eind lopen duwen achter die bakfiets. Gelukkig
kwamen we een stel fabrieksarbeiders tegen die in
Badhoevedorp woonden. Eén kwam naar me toe, toen ik
mijn verhaal verteld had bood hij aan de band te repareren
en zelfs bij zijn gezin te eten en slapen. Daar hebben we
heerlijk geslapen en gegeten. Ik ben 's morgens om 8 uur
weer gaan rijden, maar er bleef een keiharde tegenwind
staan. Soms moesten we afstappen en duwen omdat ik de
trappers niet meer in de rondte kreeg. Weer kwam er
redding. Een boer met een paard en wagen haalde ons in.
Hij had zeker acht mensen in zijn wagen die ook niet
tegen de wind op konden. De boer stopte en ik mocht
mijn bakfiets aan de achteras vast binden. Zo kwamen we
weer een kilometer of 10-12 verder.
Feest
Na een afmattende tocht kwamen we 's avonds tegen half
zeven aan in Rotterdam. Wat een feest! Cor en Catrien
blij, de kinderen blij.
De bakfiets kon natuurlijk niet in de straat blijven staan,
Maar Cor regelde dat een adres waar ik de bakfiets binnen
mocht zetten. Wat smaakte het eten heerlijk. Cor en
Catrien kenden bijna hun eigen kinderen niet meer terug,
die hadden drie dagen in de zon en in de harde wind
gezeten dus die waren helemaal donkerbruin gebrand en
ik dus ook.
De volgende morgen wilde ik na het ontbijt weer op de
bakfiets stappen. Dertig kilometer naar Naaldwijk. Dat
feest ging niet door. De stalling waar de bakfiets stond zat
op slot. De eigenaar wist niet dat ik nog naar huis moest.
Er was geen telefoon, dus thuis in Naaldwijk zaten ze
tevergeefs te wachten. Een dag later lukte het wel om op
stap te gaan. Om een uur of elf kwam ik weer thuis in
Naaldwijk. Mijn familie was broodmager geworden,
vooral mijn vader. Gelukkig had ik van alles en nog wat
bij me dus ze konden voor het eerst weer lekker eten. Dat
was al lang niet meer gebeurd. De volgende dagen moest
ik aan de gaarkeukensoep. Even wennen, want ik was het
zo rijk gewend. Maar goed, ook daar wen je weer aan.
Het werd van lieverlee beter, er werd een Zweeds witte
brood uit vliegtuigen gegooid, blikken met kaakjes en af
en toe een blik pork of blik vlees.
Einde.
Zicht op Haringcarspel
mei