Onderduiken in Stroet en Krabbendam
Door Kees Bestebreurtje
Lo(dewijk) Klinkspoor (1923) schreef herinneringen op aan de tijd dat hij ondergedoken was
in Stroet en Krabbendam. Ook het verhaal over de barre terugreis kort na afloop van de
oorlog naar Naaldwijk heeft hij aan het papier toevertrouwd. In Krabbendam ontmoette
Lo zijn toekomstige vrouw, Lies Vos.
Het was juni 1943, ik woonde in Naaldwijk waar ik het
aan de stok kreeg met een NSB'er die briefjes met
'Duitsland wint op alle fronten!' op de lantaarnpalen had
geplakt. Die blaadjes scheurde ik er weer vanaf. Vlak bij
het huis van de NSB'er ging het mis. Hij zag mij bezig en
kwam naar buiten vliegen, hij zou mij wel even pakken.
"Als je me aanraakt, dan is het niet zo best met je!"
schreeuwde ik terug.Veertien dagen later kwam er iemand
bij ons thuis om mij op te halen, maar ik was al weg, want
ik voelde de bui al hangen!
Onderduiken
Mijn oudste zus Map had in die tijd verkering met Wim
Grin uit Krabbendam. Hij wist wel een 'logeeradres' voor
mij in Stroet. Daar kreeg ik werk bij een boer die onder
andere aardappels, bieten en tarwe verbouwde, Klaas de
Geus.
Op een dag kreeg moeder Grin, waar ik logeerde, een
zeer been. Ze wilde de extra drukte die ze van mij had
kwijt. Zo kwam ik terecht bij Wim Rus en Alie Glas, ook
in Stroet. Daar kon ik helaas ook niet lang blijven. Wim
had suikerziekte en moest insuline spuiten. Zijn familie
had hen gezegd dat als de Duitsers te weten kwamen dat
ze een onderduiker hadden, hij misschien geen insuline
meer zou krijgen en dus dood zou gaan.
Al snel hoorde ik dat een zekere Bram Biersteker in
Krabbendam een onderduiker kon gebruiken. Ik kon
zelfs bij hem in de kost komen. Op de zolder van de
koolboet stond een tweepersoons ledikant waar ik samen
met Klaas, hun oudste zoon van 15, in sliep. Bij de familie
Biersteker had ik het erg goed. Er was volop eten en melk
van de zeven eigen koeien. Ik leerde karnen om boter en
kaas te maken. Op het land van Biersteker werden ook
aardappelen, tarwe en gerst verbouwd en allerlei kool
soorten. Als er iets moeilijk te krijgen was, leverde de
boerderij voldoende op om te kunnen ruilen. Om bij
voorbeeld aan zout te komen ging ik met een paar flessen
melk en een stuk kaas naar de zuurkoolfabriek in
Warmenhuizen. Daar woonden de ouders van moeder
Corry Biersteker. Haar vader was directeur van de zuur-
koolfabriek waar zout genoeg was.
Niet alles konden we ruilen. Als de gedorste tarwe in
balen gedaan werd was er een controleur aanwezig die
opschreef hoeveel tarwe er was, zodat je niets zelf kon
verkopen of ruilen. De balen met tarwe werden opgesla-
gen in de koolboet. Ik herinner me dat er op een moment
een schapenboer langs kwam die graag een zak tarwe
wilde hebben. Omdat we niets mochten verkopen spra
ken we af dat hij hem 's nachts moest komen stelen, wij
lieten dan de schuurdeur open. Als tegenprestatie mochten
wij een schaap bij hem stelen. Dat was iets gevaarlijker.
Het schaap kon immers geluid maken.Vader Biersteker en
ik gingen in het donker met een bootje op weg, vingen
een schaap en keerden terug terwijl ik de bek van dat
schaap met moeite dicht hield. Thuiskomst werd het beest
direct geslacht. Op deze manier kwamen we in de oorlog
dus goed aan eten.
Pannenkoek
Op een dag, ik was ik nog steeds 'ondergedoken', heb ik
mijn latere vrouw Lies Vos 'opgedoken'. Ik zag haar op
haar klompen zo recht als een kaars over de dijk lopen.
Haar wilde ik wel beter leren kennen, maar dat was mak
kelijker gedacht dan gedaan. Ik moest iets bedenken
waardoor ze aandacht voor me kreeg. We gingen naar
catechisatie bij dominee Bosman aan huis. Toen kwam ik
op een idee, moeder Corry Biersteker had pannenkoeken
gebakken en er waren er nog zat over. Ik pakte eentje in
en nam ze met wat suiker in mijn broekzak mee. Tijdens
de catechisatie wees ik steeds op mijn broekzak. Lies
snapte er niets van, maar toen we naar buiten gingen
vroeg ze waarom ik steeds naar die broekzak wees. 'Tja'
zei ik, 'daar heb ik een lekkere pannenkoek in met suiker'.
Die lustte ze wel en je begrijpt dat de stemming van lie
verlee omsloeg.
Licht in de duisternis
In Krabbendam stonden ongeveer veertig huizen.
Elektriciteit was daar niet. Het was te duur om dat aan te
leggen omdat er geen industrie of werkplaatsen waren. Er
werd gestookt op gas maar op een gegeven ogenblik was
dat er ook niet meer, dus ook geen (straat)verlichting.
We bedachten een oplossing om toch aan licht te komen
in huis. Klaas Biersteker maakte een windmolentje voor
op het op het dak die bij wind de dynamo die van mijn
fiets kwam aandreef. In de kamer hing een draadje met
een fietslampje eraan. Op deze manier hadden we weer
een zee, nou ja een vijvertje, van licht als er wind was. Op
een dag waaide het erg hard en brak de molen af. We
bedachten iets nieuws. Een oude fiets op zijn kop, twee
Zicht op Haringcarspel
mei