Binnen de katholieke kerk waren er ook dingen mis. Zo waren de bisdommen in de Nederlanden niet gelijk verspreid over het grondgebied. Maar één van de vijf bisdommen in de Nederlanden bevond zich boven de grote rivieren: het bisdom Utrecht.3 De achtereenvolgende bisschoppen van dit bisdom stonden bekend om hun over het algemeen soepele houding tegenover protestanten. De geestelijke instellingen liepen vanaf het begin van de zestiende eeuw langzaam leeg, terwijl de bevolking groeide. Daar kwam nog bij dat de katholieke gees telijken niet altijd bekwaam waren hun gelovigen op religieus gebied te bedienen. Ze lieten hun taken vaak over aan een onbekwaam persoon. Toen het slecht ging in het land, vielen deze tekort komingen van de katholieke kerk steeds meer op. De beginjaren zestig van de zestiende eeuw was zo'n slechte periode. De winters waren lang en koud en de zomers nat en koel. De gewassen verrotten op het land en er braken pestepidemieën uit. Door handels conflicten met buitenlandse vorsten ging het met de economie ook bergafwaarts. Zo kon het gebeuren dat de mensen ontvankelijk werden voor nieuwe, re ligieuze ideeën en de boosheid ten aanzien van de katholieke kerk toenam. De lage adel pikte deze gevoelens van onvrede op en bood een smeekschrift aan bij de landvoogdes in Brussel. Hendrik van Brederode (1531-1568), later bekend als de 'Grote Geus', trad op als hun zegs man. Ook Hendrik had bezittingen in de buurt van Warmenhuizen: Schoorl en Bergen vielen onder zijn jurisdictie. In het smeekschrift verzochten de edelen, onder nauwelijks verhulde dreiging van gewapende opstand, dat de ketterijplakkaten uit de tijd van Karel V moesten verdwijnen. Het antwoord van de land voogdes was als volgt: de ketterijplakkaten zouden tijdelijk worden opgeschort en protestantse bijeen komsten werden toegestaan op de plaatsen buiten de stadsmuren (waar ze voorheen ook plaatsvonden) tot er een definitief antwoord kwam van haar halfbroer Filips II uit Spanje. Wat dat antwoord zou zijn wist de landvoogdes eigenlijk al wel: de koning zou nooit toegeven aan de eisen van de adel. Maar met dit ant woord dacht ze in elk geval tijd te winnen. Na april 1566 gingen de ontwikkelingen echter zo snel dat niet alleen Parma maar ook de edelen totaal verrast werden door de volkswoede. Voorafgaand aan de Beeldenstorm vonden er overal in de Nederlanden hagenpreken plaats. Waar die preken over gingen weten we vaak niet, maar dat er opruiende verhalen werden verteld is zeker. In het nu Belgische Steenvoorde sloeg op 10 augustus 1566 de vlam in de pan. Na een hagenpreek werd het interieur van de kerk en het klooster kapot geslagen. De weken daarna verspreidde de Beeldenstorm zich als een lopend vuur over de Nederlanden. Ook Delft, Leiden en Alkmaar kregen eind augustus en begin september 1566 een Beeldenstorm te verduren. Nog lang nadat die was uitgewoed, bleef het onrustig in de provincie Holland: geuzenbenden stroopten het land af en plunderden geestelijke instellingen. Deze soldaten waren aanhangers van Brederode, die vanuit Vianen en later vanuit Amsterdam Utrecht en Holland bedreigden. Pas in april 1567 had de landvoogdes de situatie in de Nederlanden weer onder controle en kwam er aan de onrust een einde. Ook voor de inwoners van Warmenhuizen waren het bange tijden. Wat er in het dorp en omgeving was voorgevallen gedurende die oververhitte zomer van 1566 leren we uit de aantekeningen van de Raad van Beroerten. Alva en de Raad van Beroerten De Beeldenstorm kan gezien worden als een agres sieve uitdaging aan het adres van de gevestigde orde. Dat de katholieke kerk het fundament was van Karel V's en Filip's macht komt goed tot uitdrukking in de woorden die Karel V uitgesproken zou hebben toen hij de macht overdroeg aan zijn zoon: '...en wanneer je doorgaat de ijverige verdediger van het katholieke geloojr en van de wet en de gerechtigheid te zijn, die de kracht en het bolwerk van je macht zijn.'4 Het interieur van de kerken en kloosters kapot slaan betekende dat men schopte tegen de fundamenten van het vorstelijke gezag. Zo'n uitdaging kon na tuurlijk niet onbeantwoord blijven. Koning Filips II stuurde zijn meest ervaren generaal, de hertog van Alva, met een leger naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. Eenmaal aangekomen zette hij niet alleen zijn soldaten in om rust en vrede terug te brengen. Er werd een Raad van Beroerten in het leven geroepen om de beeldenstormers op te sporen en te bestraffen. Ongeveer honderd speciale commis sarissen zwermden vanaf september 1567 uit over de Nederlanden om informatie op te doen. Overal wer den stadsbesturen en geestelijken ondervraagd over de gebeurtenissen tijdens de zomer van 1566. Op basis Zicht op Haringcarspel april 2015

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2015 | | pagina 16