Het wel en wee van het fietsplaatje hebben we even
voor u opgezocht. In 1924 meende de regering dat
een fïetsbelasting best enkele miljoenen kon opbren
gen. Colijn, de toenmalige Minister van Financiën,
verdedigde deze maatregel omdat "Het noodzakelijk is
op grond van den treurigen staat van de schatkist."
De ANWB vroeg het parlement de wet niet aan te
nemen, want "De fiets is een voorwerp van noodzake
lijke levensbehoefte en er zijn genoeg andere dingen
waarop een paar miljoen gulden te bezuinigen is."
In de Kampioen van september 1923 staat: "Thans
dreigt ons gevaar; wielrijders wees op uw hoede". En
verder: "Schuifelende schoenen geven meer slijtage
aan den weg dan rollende rubberbanden, voetgangers
geven meer verkeersstoornis dan wielrijders. In schoe
nen is meer luxe dan in fietsen." Een ander argument
was ook :"Welk een krachtig middel is het rijwiel niet
tegen de drankbestrijding".
Maar als de wet dan toch zou worden aangenomen
wilde de ANWB wel bakzeil halen als de opbrengst
voor de aanleg van fietspaden zou worden gebruikt.
En zo geschiedde; het geld van de heffing ging eerst
voor 30%, later voor 60% en 90% en uiteindelijk voor
100% naar het wegenfonds, zodat de fietsers er nog
iets voor terug kregen.
Iedere fietser moest de belas
ting betalen door jaarlijks
een metalen plaatje te kopen
bij het postkantoor en dat op
de fiets te bevestigen.
Vrijgesteld waren kinder
fietsjes en fietsen van gehan
dicapten, van land- en zee
macht, van de PTT, politie
en diplomaten en van perso
nen die slechts tijdelijk in
ons land waren.
De minister had de verwachting "dat de overtredingen
niet talrijk zullen zijn". Een kleine vergissing. In 1933
werden in Amsterdam 11.809 bekeuringen uitgedeeld
en in Rotterdam 13.207. Fietsplaatjes en diefstal waren
al meteen één begrip. Overal werd gestolen; uit stal
lingen, van bouwvakkers die per fiets naar hun werk
pendelden, zelfs van mensen die naar een brand ston
den te kijken. Tijdens een rechtszaak stelde een ver
dachte: "Ik kan geen nieuwe plaatjes blijven kopen.
Het aantal dieven is vele malen groter dan mijn aantal
guldens".
In 1933 werden daarom houdertjes ingevoerd waaruit
de plaatjes niet zonder beschadiging konden worden
verwijderd.Toch mocht het plaatje in verband met het
grote aantal diefstallen vanaf oktober 1934 op de 'lin
kerborsthelft' van de kleding gedragen worden.
In de crisisjaren, toen het aantal werklozen onrustba
rend steeg, besloot de regering aan werklozen een
gratis fietsplaatje te verstrekken. In zo'n plaatje was
een gat aangebracht. Ook dat was een bron van veel
kritiek; alsof werkloos zijn al niet erg genoeg was,
moest men er ook nog mee te koop lopen.
Nadat ons land mei 1940 door de Duitsers werd bezet
werd het particuliere autobezit aan banden gelegd;
iedereen moest lopen, fietsen of per trein reizen. Tot
ieders vreugde kwam 1 mei 1941 een einde aan het
fietsplaatje. Al werd de vreugde wel iets getemperd
omdat het een Duitse maatregel was.
Niet lang na de fietsplaatjes verdwenen ook de fietsen.
Al gauw was er geen nieuwe fiets meer te koop, ver
volgens ook geen banden meer en in het laatste jaar
van de bezettingstijd, toen de Duitsers zelf gebrek aan
benzine kregen, namen ze elke fiets in beslag die nog
bruikbaar was. Maar het fietsplaatje was van de baan
en is nooit meer teruggekeerd.
Zicht op Haringcarspel
mei 2014