Volgens een schrijven van den C.V. dat binnenkwam waren het losse patronen of iets derge lijks die na ergens te zijn neer geworpen tot ontbranding kwamen en die ons deden den ken dat de vijand zich op die plek bevond.Vuurden we dan in die richting, dan verraadden we onze stelling en kregen dan prompt artillerievuur op de stelling. Nadien vuurden we alleen op zichtbare doelen. Luitenant Slager, teruggetrokken uit de frontlijn, was vrij onthutst. Ik meen dat hij zelf naar de com mandopost van de compagniescommandant is gegaan. Ik heb 's nachts geen patrouille laten lopen; de troep was erg vermoeid. Ik heb nog geprobeerd om de mensen van Claasen op 13 mei naar hun stelling terug te sturen. Onze beide secties lagen zwaar onder artillerievuur. Het is hem niet gelukt zijn mensen in hun stellingen terug te krijgen. Claasen was nog erg jong. Ik heb ze ook niet terug kunnen brengen. Ik veronderstel dat het vliegtuig dat zo rustig boven onze stelling vloog een artilleriever kenningsvliegtuig was. De vijandelijke mitrailleur die op het terrein van de eerste sectie poogde aan te vallen, heb ik zelf buiten gevecht gesteld. Ik heb daar- Verklaring van reserve tweede luitenant J.C. Rentjes, geboren 21 novem ber 1916, in 1940 Reserve 2e Luitenant, ingedeeld bij 3-II-8 R.I. In de commandopost hebben we het vuren van de vijand gehoord, maar de vijand niet waargenomen. Ik ben onder tussen zeker nog naar mijn eigen stelling teruggeweest. Ik krijg van Kapitein Hulleman van Staf 8 R.I. drie secties die van het Regiment Jagers afkomstig zijn. Ik heb Vaandrig Terpstra van 1-24 R.I. zijn plaats gewezen. Bij elke mitrailleur bevond zich een terreinschets. Toen Terpstra kwam viel de avond in, er was nog even schemering, zodat ik de frontlijn nog kon aanwijzen. Ik heb hem meegedeeld wat ik van de vijand wist: dat we gere geld onder artillerievuur lagen, dat we hinder hadden gehad van vijandelijk mitrailleurvuur en dat er ver wacht kon worden dat er vijandelijke groepen zouden kunnen zijn doorgedrongen. Toen kwam ook nog de Reserve le Luitenant Hoogewerff van 1-24 R.I., met een sectie in mijn stelling. Ik vond zijn toestand nor maal; ik veronderstel dat hij erg moe was. Hij kwam in totaal onbekend terrein en voor het eerst in het vuur. Wij hadden op 4 a 500 m afstand artillerievuur. Mijn sectie was er al aan gewend maar de nieuwelingen kropen direct weg. Een andere sectie van 1-24 R.I., onder een sergeant, heb ik naar rechts gestuurd, waar zich de 1 e sectie van de Vaandrig Claasen bevond. Deze lag aan de overzijde van de Levendaalseweg. Gezichtsverband hadden we onderling niet, althans zeer slecht. 1 Zicht op Haringcarspel Simon Kruijer (links) mei 2013

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2013 | | pagina 9