Zicht op Haringcarspel
Raadhuistraat ca. 1930, ongeveer hij het kruispunt met de Groenhartweg.
Sinds de verkaveling ligt de straat wat verder van de huizen af.
Het winkeltje van tante Cornelia de Wit Kuiper, met v.l.n.r. Nelie de Wit, Griet Govers en Hanna Dekker.
In het schuitje staat Jaap Pater.
Bakkum bekleedde ook nog de functie van aanspreker
bij overlijden, hij had dan het zwarte pak aan, de hoge
hoed op en ging de huizen langs om de boodschap
over te brengen. Als er in de buurt iemand was overle
den, dan deed men in de buurt op de dag van de
begrafenis de glazen kleedjes voor de ramen. Men had
toen nog geen sluitgordijnen, maar ieder had witte
katoenen kleedjes pasklaar voor het raam.
Kruidenierswinkel
Er had ook weer een hele andere gebeurtenis plaats.
Tante Cornelia de Wit-Kuiper had de kruideniers
winkel van Teun Visser gekocht en ging dus daarheen
verhuizen. Dat hield ook in dat ze bij haar vader en
moeder vandaan ging, en die dus in dat grote oude
huis alleen kwamen te zitten. Zij zochten dus een
andere oplossing. Die oplossing werd dat hij het huisje
waar wij in woonden, van zijn broer Heertje Kuiper
had gekocht en daar in zou trekken. Wij moesten dus
verhuizen. Er werd besloten, dat we zouden ruilen, zij
in ons huisje en wij in de grote boerderij.
1 Mei 1929 verhuisden we. Het was een groot oud
huis, maar vader zou op de dors zijn kool kunnen
bergen vlakbij de sloot. Dat was een verbetering,
maar ja, blij waren we niet. Het huis werd in
tweeën bewoond. In het voorhuis woonde de
weduwe van Schoorl, die leefde van een beetje
bijstand en wat naaiwerk voor anderen. Zij was
oud en had slechte ogen en als ze werk had kwam
ze vaak met een heel stel naalden bij moeder, en of
moeder er dan garen in zou willen doen, een stel
wit en een stel zwart. Dan zou zij zonder probleem
haar naaiwerk kunnen doen. In de herfst ging
vrouw van Schoorl weg en kregen wij andere
buren. Het waren Simon Put en zijn vrouw Aagie
Busker. Het waren hele aardige mensen, hij was
werkman bij Lou Doekes en als hij zaterdag zijn
loon had ontvangen, zes harde guldens, kwam hij
's avonds bij ons vragen of moeder een gulden kon
wisselen, want hij moest wat kleingeld hebben
voor de collectezak in de kerk. Zoals gezegd, het
waren heel aardige mensen, ze hadden geen kinde
ren, maar wel een heel stel katten. Die mochten
niet naar buiten, want hun deur kwam uit op straat,
dus ze moesten hun behoeften doen in de schuur.
Het werd een stinkzooi. Overal vond vader de
fooitjes en toen het op een zondagochtend bij ons
in de kamer begon te lekken, was de maat vol. Met
gaas werd door vader de zolder afgesloten, zodat de
katten niet meer naar onze kant konden komen.
Ze zijn toen weer gauw verhuisd, het werd in dat
kleine huisje met zo'n acht a tien katten een
onhoudbare boel. Later was het niet meer bewoond.
december 2012