Zicht op Haringcarspel H Opa en Opoe de Wit, de ouders van moeder dus, woon den halfweg de Street in een huisje van Jan Brommer. Opa had nog wat bouwerij, maar z'n akkertje bracht niet zoveel op. Het was er dus geen vetpot. Hun jongste dochtertje, Dieuwertje, woonde nog bij hen en deed de huishouding. Mijn nichtje Nelie en ik gingen iedere zondagmorgen naar Opoe, waar we altijd welkom waren en waar altijd wel wat voor ons klaar stond, zoals een koppie en snoepie, en als we weer naar huis gingen, kregen we ons zondagsgeld, ieder twee centen. Op de terug-weg kwamen we dan voorbij het café en snoep winkeltje van Klaas Wit en door vrouw Wit werden we dan altijd rustig geholpen bij het kiezen van wat we zouden kopen voor onze centen. Als het 's zomers op zondagmiddag mooi weer was, ging vader altijd op de fiets een stukje rijden. Moeder ging dan op bezoek bij haar vader en moeder, ze kon namelijk niet fietsen, dus bleef ze maar in de buurt. Naar zee Ik ging dan altijd mee op vaders fiets; op de stang van de fiets had vader een zitje gemaakt, waar ik op kon zitten. De fietstocht ging meestal naar zee, naar het strand van 'Boereslag' (Sint Maartenszee), of soms ook wel naar Petten, waar we dan gingen kijken naar de Engelse kruiser die in 1922 gestrand was, en waar men bezig was met de sloop. Het hele strand lag dan vol met grote stukken ijzer, die er al vanaf gehaald waren. Als het laag water was, kon je er vlak bij het wrak komen. Om op het strand van Boereslag te komen, moest je een heel stuk lopen over een weggetje, waar langs een smalspoor lag. Hiermee werd materiaal aangevoerd voor de zeewering. Aan de duinvoet stond een boerderijtje, waar Houdewind woonde, die had daar een fietsenstalling en verkocht er ook wat snoep en limonade. Op het strand gingen we wat wandelen om te kijken of er nog wat aangespoeld was, het was altijd maar rommel en een enkele keer een dooie bruinvis. Soms ging Nelie ook wel eens mee, dan moesten we om de beurt op de stang of op het achterspatbord van de fiets, bagagedragers bestonden toen nog niet. Aan de wielnaafwas een soort stepje gemaakt en als je dan met je Imkervoet op het stepje ging staan, kon je met je rechterbeen op het spatbord en moest je je goed vasthouden aan de fietser. Op het strand was altijd volk, hoewel er nog geen vakantiegangers waren. Er stond in de jaren '20 al een consumptietent, waar Dirk Zeeman snoep, koek en limonade verkocht. Als we wat gelopen hadden en als het kon lijden, kregen we van vader een kwartje en kochten er voor Foto Sint Maartenszee ca. 1950, rechts van het pad lag het werkspoor van Rijkswaterstaat waarmee materiaal naar de zeewering werd vervoerd. Oorspronkelijk vanaf het Noordhollandsch Kanaal, later vanaf het begin van duin met takelinstallatie). De boerderij van Houdewind midden op de foto. twintig cent een flesje champagnepils en voor vijf cent een Kwattareep. We kregen er een glas bij en gezamenlijk genoten we van al dat lekkers.We hadden dan een reuze middag. We hadden ook wel eens een ijswinter en dus moest ik ook leren schaatsen. Op de zolder bij opoe Jonker had vader een stel oude schaatsen gevonden en toen de roest er wat was afgeschuurd, moest ik maar probe ren. Meestal deed een stoel dan dienst als steun, maar vader kwam met de driepoot, dat was de wasstelling waar de wastobbe op stond bij de was. Ik werd er ingezet en zo had ik aan alle kanten steun. Hoe lang ik heb moeten oefenen, weet ik niet, maar ik kon al gauw schaatsen. De ringsloot was achter ons huis, dus dat was wel gemakkelijk en later ging je naar de baan achter 'het bos'. Deze lag in de luwte. Naar school Maar het leven gaat door, een nieuwe episode is aangebroken. Het was 1 mei 1927, ik moest naar school, dat was een heel nieuwe gewaarwording, het was gedaan met het vrije leventje. Ik kwam bij de school in de Voorpolder, op het schoolplein een grote groep kinderen, ik kende er niet één van. Een vreemde mevrouw verwelkomde ons en bracht ons in een les lokaal, waar we maar een plaatsje moesten zoeken in een bank. Een jongetje ging in een bank zitten en ik ben maar naast hem gaan zitten. Hij bleek een zoontje van het Hoofd der School te zijn, Joke van der Laan. Het paste zeker nog al, want we zijn twee jaar, in de le en 2e klas, bij elkaar gebleven en hij is altijd mijn schoolkameraad gebleven, maar ook Jan Manneveld was er altijd bij. Onze juffrouw was juffrouw Joosten, die le en 2e klas, dan was er juffrouw Wardenaar, zij had 3e en 4e klas en het hoofd der school was Meester van der Laan, die de hoogste klassen had. Onze le klas december 2012 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2012 | | pagina 15