Zicht op Haringcarspel Raadhuisstraat ca. 1923. Links het huis van Dirk Kuiper, daarvoor staat Willem Brommer met de fiets. Bij de slootkant staan Jan Jonker en Neelie de Wit. De sloot is nu weg, maar verder ziet het er hier nog bijna het-zelfde uit. Bouwerijtje Vader had een tuinbouwbedrijfje, hij huurde een paar akkertjes in 'Groote blok' en ook wat land achter Kerkbuurt, als hij daar werk had, ging hij lopende over de Posten (voetpad met bruggetjes naar Kerkbuurt). Zijn schuitje lag dan achter de bakkerij van Kaandorp, en als hij dan weer naar huis ging, zagen we hem in de Posten al aankomen en kon moeder het avondeten al klaar maken. Zijn koolberging had hij in de boet van Kok, die hij huurde. De boet van Kok was de vroegere grutterij en graanmaalderijdie na 1900 niet meer als zodanig in gebruik was. Het was een groot houten gebouw, waar vader een kwart van in gebruik had. De andere delen waren in gebruik bij andere tuinders. Willem Kok was een veehouder, die in het vroegere winkelhuis woonde. De koolbladeren gingen naar de koeien van Kok. Gevaar We hadden ook straatverlichting. Op grote afstand van elkaar stond een gaslantaarn, die door de lantaarnop steker werd bediend. Die man was Siemen Grin, die met een ladder langskwam om de lantaarn aan te ste ken en later op de avond weer te doven. De laatste lantaarn stond op de grens van de straat bij de gevaar lijke hoek (zie de eerste foto), de weg loopt tussen de twee huizen naast de molen door. Deze gevaarlijke hoek was een heel oud huis, dat haaks op de weg stond en vroeger in drieën bewoond werd. Voordat het gesloopt werd woonde ouwe Piet de Vries erin. Tegenover dit huis stond de meelmolenaarswoning, bewoond door Arie Bakker. Over de gemeentegrens in de gemeente St. Maarten stond de meelmolen (zie laatste foto), maar die werd, na het vertrek van de meelmolenaars Jan en Simon Nat, omstreeks 1912 buiten gebruik werd gesteld. Opoe Even verder op de Stroet woonde Opoe Jonker, waar mijn ooms Arie en Piet aan land bouw en veeteelt deden. Ik heb opoe alleen gekend als heel oud. Zij was van 1850, dus toen ik geboren werd, was zij al zeventig. Opa Jonker heb ik nooit gekend, hij was toen al overleden. Opoe was een heel oud sloofje in een huis waar zij het heel druk had met de huishouding, de was en voor het eten zorgen. In de kamer stond onder de schoorsteen een grote ijzeren vuurpot, waar meest met briket ten gestookt werd en daar boven hing een kookketel. In de winter stond er een grote vierkante verwarmkachel, verder wat stoelen en een tafel en een hele grote kabinetkast. In het keukentje een tafel met stoelen en op twee petroleumstellen stonden altijd de geëmail leerde koffie- en theepot klaar voor gebruik. Ik ging naar Opoe Jonker alleen als moeder 's avonds de melk ging halen. Ze hadden een groot bedrijf met een vaste arbeider. Achter het woonhuis stonden twee grote trekhonden, die aan kettingen stonden te rukken en te blaffen, het leken wel leeuwen. Ik ging er nooit graag naar toe. Als de bakker brood gebracht had, kreeg ik altijd een dikke snee krentenbrood met dik boter of met een dikke plak jonge kaas, opoe was wel een lief oud mensje. De bakkers die bij opoe brood brachten waren Kaandorp uit Kerkbuurt, ze waren vroeger buren geweest, en bakker Meinema's knecht Willem Prins. Aan Sint Nicolaas deed opoe niet veel, maar in de onderste lade van het kabinet lag speculaas, daar kreeg ik dan van, heel lekker. Opoe kreeg het veel te druk, maar toen ze hulp kreeg van een dagmeisje, en met de aanleg van elektriciteit en waterleiding in de jaren 20, werd dat allemaal wat beter. Bij het huisje van Jan Brommer ca. 1920, v.l.n.r. Neeltje de Wit Heeneweer (opoe), Nelie de Wit (nichtje) Dieuwertje de Wit (tante), Neeltje Jonker - de Wit (moeder) december 2012

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2012 | | pagina 14