Jeugdverhalen van Jan Jonker Zicht op Haringcarspel Door Jan Jonker - Dirkshorn Op 19 september 1920 ben ik geboren op Dirkshorn, op het Westend, in een van de kleinste huisjes van het dorp. Dat huisje stond op 81 vierkante meter grond, voor het huisje was nog een flink bleekveldje en een aardbeienbedje en achter het huisje stond nog een houten schuurtje met kippenhok voor vier a vijf kippen. Het huis bestond uit een flinke woonkamer en een aanbouwtje met een schuin dak, waarin de boenbank en bergplaats voor huishoudelijke benodigdheden, zoals petroleumstellen. Het huisje aan de Raadhuisstraat (was nr. 60) is in 1995 gesloopt. Omstreeks 1890 woonde hier een oom van mijn vader nl. Klaas Kistemaker. Die was schilder van beroep. In de kamer twee bedsteden, waartussen de schoor steen. Een bedstee diende als kast en in het andere sliepen vader en moeder, aan het achterschot was de 'kreb' of krib, waarin ik een paar jaar geslapen heb. In de schoorsteen stond het fornuis en in de winter stond er de verwarmkachel, een hekjeskachel met potkacheltje. Het meubilair bestond uit tafel met 4 stoelen, een klerenkast, de grote klok, om op de zol der te komen was er in een hoek een zolderluik en met een ladder kon je dan op zolder komen. Verder stond er nog de 'ton', de kinderstoel, waar ik vaak in heb gezeten. Ik was alleen, dus ik moest me daar ver der maar in vermaken. Het huisje was klein. Eigenlijk te klein, maar er waren ook wel voordelen; achter het huis was een betonnen regenwaterbak van 4 m2, er was dus schoon water van het pannendak; het kamerraam was op het zui den, men woonde vrij en de huishuur was laag: 1 gulden in de week. De huisbaas was Heertje Kuiper van Tolke en jaarlijks omstreeks Kerst ging vader op de fiets naar Tolke om de 52 gulden te betalen. Het buurtje Naast ons stonden grote boerenhuizen, aan de west kant woonde Cees Wink, een veehouder, en aan de andere kant stond het boerenhuis van de gebroeders Klaas en Jan Wildeboer, wiens huishouding werd ver zorgd door Ma Weeland. Verder naar het westen had den we de kruidenierswinkel van Teun Visser. Naar de andere kant naar het dorp stond de grote watermolen, waar de familie Rentenaar in woonde. Daarvoor woonde Dirk Kuiper en zijn vrouw, met in het voor huis hun dochter, Cornelia de Wit-Kuiper, zij was de weduwe van Jan de Wit, een broer van moeder. Hij was op de Stroet schuitenmaker, was in 1923 op jonge leeftijd overleden en liet vrouw en twee kinderen - Dirk 7 en Nelie 3 jaar oud - achter. Het kamerraam was dus op het zuiden en toen had je nog een ruim uitzicht over de landerijen, geen bebou wing of geboomte, in de verte zag je de huizen van Kalverdijk en Kerkbuurt, 's Winters was vader meestal 's avonds nog een uurtje op de kooldors en dan zaten moeder en ik voor het raam te schemeren en dan vertelde ze altijd over haar jeugd en zong schoolliedjes uit haar jonge jaren. Die verhaaltjes en liedjes had ik vaak gehoord, maar toch bleven ze altijd weer nieuw. Winteravond als het helder was en donkere maan, keken we naar buiten of we de 'avondster'(Venus) al zagen, en in de verte konden we de vuurtoren van Egmond en de twee van IJmuiden zien. Als het toen donker was, dan was het ook echt DONKER. In de verte zag je dan de rode gloed van de hoogovens. Soms zagen we de bus van Jaap Spaan over Kalverdijk rijden, als hij met zijn laatste rit uit Alkmaar kwam. Eerst zagen we dan de lichten van de bus op de Koorndijk, dan verder over de hoge brug en zo langs de huiskes naar de Oosterdijk. Dat was toen zowat het enige vertier 's avonds. december 2012 9

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2012 | | pagina 13