Op 26 januari werd Jo Nolet opgehaald en naar Amsterdam gebracht. Eerst naar het politiebureau in de Marnixstraat, samen met onder meer de burgemeestersvrouwen uit Koedijk en Sint Maarten. De dag erop volgden verhoren in de Euterpestraat en opsluiting in de gevangenis aan de Haven straat, waar zij vijf weken zou blijven. Op 1 maart werd Jo overgebracht naar Kamp Vught. 's Morgens reisde ze samen met een medegevangene, Liesbeth Menal- da, met lijn 16 naar het Centraal Station. Daar moet zij onder andere mijn grootmoe der hebben getroffen, die waarschijnlijk vanuit de gevangenis aan de Wetering schans op dezelfde dag op transport is ge steld. Zij brengt haar ter sprake als de voettocht naar het kamp is aangevangen, een afstand van drie kilometer. De tocht, de aankomst in het kamp, de kleding, het toebehoren en de dagindeling, dit alles moet ook voor Anna Bakker hebben gegol den. Van het station Vught naar het kamp was een heel eind. Wij zongen jt is a long way to Tipperary'. De marechaussee trok de schouders op, maar na 5 weken genoot je van de buitenlucht, al was het koud en al lag er sneeuw. Arme opi Bakker, die haast niet mee kon. Arme mannelijke gevange nen, die ook nog de koffers van de vrouwen moesten dragen. En wat zegt U van een dergelijke Hollandse marechaussee, er was geen Duitser bij te bekennen. En wij waren onkundig van hetgeen ons te wachten stond. Toen wij aankwamen was de poort van het kamp dicht. Wij hebben zeker daarbuiten nog een uur in de kou gestaan. Eindelijk werden onze namen afgelezen en konden wij naar binnen. Wij werden met zijn allen onder de douches gejaagd en kre gen toen gevangenisgoed, een vreemdsoor tig grijs ondergoed, een grijs met paarse strepen jurk, grove grijze kousen en klom pen aan. Een blauw met witte noppen hoofddoek voltooide het weinig elegante toilet. Als men omgekleed was gingen al je eigen dommen in een jute zak, o.a. ook je korset en schoenen, wat voor de meeste vrouwen een vreselijke handicap was. Ik heb ze er later bij mij uitgelicht en maar brutaalweg gedaan of ik op doktersadvies op schoenen mocht lopen. Ik zou het nooit hebben kun nen bewijzen. Dan kregen we nog een uit rusting: 2 oude dekens of slaapzak, een etenspannetje, een blikken beker en een lepel. Zeep, kam en tandenborstel met pas ta mocht je houden. Mijn meeste lotgenoten kwamen op de naaikamer, waar je dan de godganselijke dag verstellen moest. Ik kon tenminste lo pen, al was het doodvermoeiend werk. De dagindeling was: 5 uur opstaan, kwart over 5 appèl naar buiten, weer of geen weer. Half 7 begon de dagtaak. Wij gingen naar verschillende werkgelegenheden, al naar gelang de Arbeitseinsatz ons ingedeeld had. Daarvoor waren wij gekeurd. Dat deed een zekere dokter Stein of Stijn met zijn half Spaanse assistente. Ik meen, dat zij Espa- nia of Hispania heette en uit Bussum kwam. Ook de genitaliën werden onderzocht, waarop? Geslachtsziekten, wat bij de mof fen grieten voorkwam, of het verbergen van kostbaarhedenAlles ging aan de lopende band en was vrij vernederend. Men kon geplaatst worden bij "Philips", tuin, konijnenbekledingskamer, Joodse ef fectenkamer, vlecht-industrie, naaikamer, schillenkeuken en wasserij. Van 12 tot 1 pauze voor een maaltijd. Om 1 uur begon het werk weer tot half 7. Appèl staan tot 7 uur, vrij tot 9 uur, bedtijd. Behalve de lan ge dagtaak, het appèl staan, werden wij telkens geplaagd met allerlei controle, o.a. van onze dozen, bedden, kasten enz. enz.. De omgeving van het kamp was mooi, te midden van bos, een genot om de natuur te zien en ondanks de doodvermoeiende dag taak prefereerde ik Vught boven de gevan genis. De mannen hadden het veel slechter dan wij. Bij ons geen luizen in het kamp en het kamp hielden de vrouwen schoon. Ik heb nooit zien slaan en dat gebeurde zeker bij de mannen. De beide kampen waren gescheiden. Ik heb het niet slecht gehad, één van ons, een van oorsprong Duitse ge vangene, vrijde met de kok en hij bezorgde ons van alles, zodat wij nooit honger gele den hebben. Ik werd zelfs dik. Er werd kamfer door het eten gedaan, wat maakte dat je geen menstruatie kreeg. De gedach ten aan thuis moest je zoveel mogelijk on derdrukken, anders hield je het niet uit. Ik kreeg weinig berichten, mocht ook weinig schrijven. Wij kregen soms van het Rode Kruis pakketten, meestal maandelijks. Ik heb met eigen ogen gezien, dat de Aufse- herinnen het vlees van de broodjes haalden en van alles er uit gapten.(p. 27-30) -6-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2012 | | pagina 8