>'J
Aantekeningen van Jo Nolet-de Rijk
Precies zoals was afgesproken, trof Joep
Nolet mij in het restaurant. Mijn tas en de
nodige stukken lagen al op tafel in een rus
tig hoekje bij een raam, aan de toegangs
weg naar Molenhoek. Joep verontschuldigde
zich meteen voor het niet bij zich hebben
van zijn tas met de beloofde stukken. Zijn
vrouw had hem met de auto gebracht, zijn
tas was daarin blijven staan. Hij had al met
haar gebeld.
Joep zette zich aan het bekijken van door
mij mee gebrachte boekjes: het reünie
boekje van de familie Bakker uit 1996 en
het oorlogsnummer van het Waarlands tijd
schrift Toendertoid van mei 1995. Stof ge
noeg voor een levendig onderhoud tussen
ons. Na een half uur bracht Joep's vrouw de
tas. Joep had mijn vragen nauwkeurig uit
gewerkt, in een overzichtje met pagina
aanduidingen in diverse bronnen en opge
steld in een handschrift dat alle recht deed
aan de dertigjarige praktijk van oud-rechter
van Maastricht die hij was.
De meegebrachte kroniek van zijn moeder
Jo Nolet-de Rijk bleek een boekje van 40
eenzijdig gestencilde, gelijmde bladzijden.
Het kaftje is blanco, zonder titelblad en co
lofon.
Met ballpoint is op de voorzijde geschreven:
oorlog 1940 verslag 10 mei 1940 enz.
J.W.M. Nolet-de Rijk geb. 13.4.1904 over
leden 17.5.2003. Eerder heeft alleen het
woord oorlog op het kaftje gestaan, in bruin
potlood.
Persoonsbewijs van Jo Nolet-de Rijk, 1941
(archief Joep Nolet).
Bladzijde 1 vangt aan met de datum 10 mei
1940. Op bladzijde 18 is een aantekening
toegevoegd, gedateerd 25 november 1971.
Deze betreft 'deutschfreundliche' personen.
Onderaan pagina 21 staat een tweede aan
tekening: "25 november 1971: boven
staande herinneringen heb ik geschreven
na mijn terugkomst uit Vught, vooral ook,
omdat ik de namen van die twee mannen
niet wilde vergeten. Na 26 jaren ga ik nu
verder. Zo precies als toen zal ik het waar
schijnlijk niet meer weten." Die twee man
nen zijn degenen die haar hebben gearres
teerd: "Sicherheitsdienst A'dam en de een
heette Krikker, de andere van Houten of
v.d. Houten (later heb ik ze aangegeven)."
(p. 19). Het feitelijke relaas van Jo Nolet
eindigt met de vrijlating van haar man in
Amersfoort op 21 december 1944.
De eerste keer dat mijn grootvader door
haar wordt genoemd, is in de beschrijving
van de avond dat burgemeester Nolet
('Hans') uit zijn ambtswoning zou vertrek
ken om onder te duiken, 2 januari 1944.
"s avonds 7 uur kwamen de locoburge
meesters: Oude Cees Bakker uit de Sloot
gaard-Waarland en Klaas Molenaar, die
ontboden waren. Zij werden op de hoogte
gesteld, want als Hans weg was, waren zij
de verantwoordelijke personen. Eindelijk,
half 9, hadden wij eens tijd wat te regelen.
(p. 10).
Om 10 uur - het was stikdonker - heeft
Hans heel stil het huis verlaten.
Op 21 januari, schrijft Jo Nolet, werd Wet
houder Bakker voor de keus gesteld de
mannen van Harenkarspel te leveren voor
het graven van sleuven voor kabels. Hij
werd door een NSB-commissaris, bij haar
toevallig ook Bakker geheten, aan de tele
foon geroepen. "En met zijn rasecht West-
Friesch zei hij: "Ik wil 't niet en ik doe 't
niet. Hij ging naar huis." (p. 13) Op dezelf
de wijze handelde Essing, de gemeentese
cretaris van Harenkarspel. Hij werd de vol
gende dag opgepakt door vier man van de
Grüne Polizei.
Vervolgens was wethouder Bakker aan de
beurt. "In de nacht van 24 op 25 januari
werd opi Bakker uit haar huis gehaald. Cees
Bakker kon door een seintje onderduiken,
toen namen zij zijn vrouw. Dit was een
schandaal en een felle aanklacht tegen het
Duitsche systeem, een arme, oude 63 jari
ge vrouw, de eenvoud zelve. Zij was nog
nooit buiten haar Waarland geweest. Toch
telde ik het nog niet zoo zwaar, vermoede
lijk zou zij verhoord worden.(p. 16).
W 15 .V 001172
d« Kijk—
Jcunak IfitUMladn» J
13 April 1904
Oudsurija V
*oiota
isoBdr?
28 OCT. 841
WARMENHUJZSN
-5-