Het gekleurde goed werd gewassen met zachte
groene zeep. In het spoelwater ging wat stijfsel.
Wringen met de hand, laten wapperen aan de
lijn in de tuin en tenslotte ook vaak nog een
paar uur drogen op een rekje voor de
kolenkachel in de voorkamer. Op zolder, waar
het zo lekker naar appeltjes rook, stond een
grote mangel om de kreukels uit de lakens,
kussenslopen, zakdoeken en theedoeken mee
te mangelen.
Vaak was het niet voor woensdag eerdat de
was klaar was om op zolder te worden gestre
ken op een houten strijkplank. Een strijkijzer
werd verwarmd door een gloeiend briketje dat
opgewarmd was tussen de kooltjes in de
kachel. Dat briketje ging op kille dagen vaak na
het strijken in de test van de stoof. De warme
lucht die uit de vijf gaatjes in de stoof naar
boven steeg verwarmde dan de voeten en bleef
heerlijk hangen onder de lange zwarte jurk.
Kolenboer Delver kwam elk jaar voor de winter
even langs en stortte dan een nieuwe voorraad
steenkool in het kolenhok. Tot in de oorlog trok
Toon Spaansen om de twee weken met zijn
petroleumtank door de Dorpsstraat. Hij tapte
dan een paar liter 'petrolie' uit zijn tank in het
ijzeren bussie dat Tante Anne aan hem gaf.
Petroleumtank zoals die van Toon.
In Tante Anne's tijd kwamen de meeste winkels
aan je voordeur. In Warmenhuizen was er
middenstand voor de roomse bevolking en
middenstand voor de protestante bevolking.
Zonder veel concurrentie van elkaar voorzagen
die in harmonie het dorp van de dagelijkse
benodigdheden. Het noorden was voornamelijk
Protestant, het zuiden voornamelijk Katholiek.
Elke dag behalve zondag kwam er een bakker
aan de deur. Bakker Wognum bakte het
lekkerste roggebrood, en bakker Dissel had
heerlijk banket als zijn specialiteit vond Tante
Anne. Deze twee protestante bakkers wissel
den de dagen dat ze langs de huizen gingen in
het noordelijke deel van het dorp. Voor de
Katholieke bewoners van Warmen-huizen
waren er een bakker Boekei, bakker Mooy, en
bakker Bakker. Zij brachten hun broden naar de
zuidelijke voordeuren.
In Tante Anne's dorp was je geloof net zo
belangrijk als je naam of je adres. Warmen-
huizeners wisten van iedereen of ze Protestant,
of dat ze "van 't houtje" waren. Die kennis was
van groot belang. 'Twee geloven op een
kussen, daar slaapt de duivel tussen," en dat
moest dus vermeden worden. Katholieken en
Protestanten kenden elkaar, maar mengden
niet zo veel met elkaar. Hoewel, voor een
sudderlappie gingen Protestanten naar een
Katholieke slager. Dat mocht wel. Voor een deel
van de 20ste eeuw leek Warmenhuizen wel
geen Protestante slagers te kennen: Roomse
slagers waren verspreid door het hele dorp. In
het noorden waren Slager te Buck, en later
slager Verlangen en slager Jaap Glas. Slager
Berkhout en slager Kees Ruiter waren er voor
de meer zuidelijke klanten. Slagers slachtten
-20-