BELEVENISSEN VAN ANTOON SPAANSEN, DEEL 4 Het volgende deel van de belevenissen van Antoon Spaansen, geboren in 1904, geschreven begin 1979. De teksten tussen haakjes zijn toevoegingen van de redactie. In het verhaal zijn we nu aan het eind van de jaren 30 van de vorige eeuw. De winter hield maar aan en als ik tijd had, ging ik maar prei schoonmaken. Ik had bijna vijf ton in huis gehaald. Er was veel grond aan. Allemaal op waaltjes op de dars en toen de laatste weggingen, was ook de winter over. Een koopman had me gewaarschuwd geen haast te maken zolang het vroor. Dan werden ze steeds duurder, de laatste vijf kisten van twintig kilo gingen voor één gulden weg. Ik werd het wel zat. Die 'herrie' werd al rottiger en het luchtte vreselijk. Die film hadden we ook weer gehad en ik had dit voorjaar de ooievaar weer besteld, maar dat zou pas in het najaar gebeuren. Toen we dit afgewacht hadden, bracht de ooievaar een dochter. Zij was al een grote toen ze nog maar een paar dagen oud was. Ze groeide voorspoedig op en ze had een pracht van een zwart koppie. Buurvrouw Wognum zat van blijdschap te huilen en zei "Zoiets is mij nooit gegund". Nu zie ik toch wel dat het een heel goede buurvrouw was. Mijn vrouw duwde haar een tientje in haar handen, wat toen een heleboel geld was. Haar broer mocht het niet weten. Buurvrouw Mink was ook een goede buurvrouw, zij had een winkeltje in garen en band dat ook wel goed liep. Buur Gutker was een boer van afkomst en daar kreeg je, ja, nee en amen van. En de buren Hoogvorst, die al erg oud waren, hadden eigenlijk aan hun huisje al zat. Tegenover ons woonde boer Blankendaal. Hij leefde met zijn gezin heel gewoon in die wereld. De oudste kinderen waren getrouwd en een dochter had een beetje verkering met een tuindersknecht. Ze was al niet zo jong meer en met de echte boerenstreken niet erg bemind in het dorp. Maar omdat ze boeren dochter was, wist ze toch nog een flinke jonge kerel aan de haak te slaan. Hij had gedacht, ik maak er wel wat van, maar het viel hem toch ook niet mee om er nog iets van te maken. Het was dan ook afgelopen toen ze tien jaar getrouwd waren en drie kinderen hadden. Een echtscheiding was de laatste stuiptrekking van hun opgeblazen huwelijk. Ik had het al gauw in de gaten, want toen ze nog niet getrouwd waren ging zij als huishoudster bij haar vader. Altijd vroeg op en vroeg naar bed. Ook dat gaat helemaal samen. Maar als er kermis in de buurt was kwam hij daar en ging om acht uur weg om bij ons even aan te wippen. Ik zei tegen hem, neem het er vanavond nog maar van, het kan nu nog. Hij haalde zijn kameraad op om dan nog weer eens de bloemetjes buiten te zetten. Zijn vader, een weduwnaar, was ook nogal eens op stap en de appel valt nooit ver van de boom. We woonden daar heel mooi op dat hoekje, maar als het dan erg naar de zin is, komt er in de regel een kink in de kabel. Ik zou een huisje kopen en zou iemand voor borg vragen. Het was al voor elkaar, maar hij ging eerst nog veertien dagen op vakantie en dan zouden we het afronden. Ik rekende mis, want er waren twee liefhebbers voor het huisje, wat ik niet wist. In die tussentijd werd het huisje verkocht en moest Toon maar weer wat anders zoeken en dat was met nog een Pietje erbij niet makkelijk. In die tussentijd viel mijn vrouw van de ladder, een trap was er nog niet. Er was een mooie aanrecht in dat huisje gekomen en mijn vrouw was er wel mee in haar schik. Ze kon het mens dat het voor onze neus gekocht had wel wat doen. Ze was erg kwaad en zei, zo'n viswijf, maar het kwaad was al geschied. Als er iets anders kwam, moesten we er uit en dat leeft toch echt niet zo mooi. Het duurde nog een heel jaar eer we eruit waren. Je had zomaar niet iets anders. We moesten niet meer huur betalen, dus nog goedkoop ook. Als ik alles vooruit had gewe ten, dan was dit niet gebeurd, maar ja. We kregen nog een familielid in de kost. Dit was een meisje van een café. De baas kon slecht van haar afblijven, dus kwam ze bij ons in de kost. Net zolang tot ze met een broer van mijn vrouw ging trouwen. Het meisjes moeder was weduwe en wilde er ook wel vanaf. Als meisjes trouwplannen krijgen, is er niets meer aan te winnen en willen ze zoveel mogelijk bij elkaar schrapen. We hebben de bruiloft mee gemaakt en we gingen met loden schoenen weer naar de fuik. Het verhuizen werd steeds beroerder, want de huizen werden steeds kleiner en in de Fuik kwam de ooievaar ook weer. Het werd 1940 en de oorlog brak uit en ik, altijd op handel uit, huurde een leegstaand -12-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2011 | | pagina 14