Waarschijnlijk hadden de Bamboe-roetsing het gedaan (er waren verschillende bendes). In het dorp was het een geknal van de brandende bamboe huisjes. Vrouwen en kinderen huilden en schreeuwden. Het was een verschrikking. Na een treinpatrouille lagen wij ongeveer om half acht in bed tot één uur. Daarna vermaakten wij ons met badminton enz. Weer terug naar Sukabumi en buitenposten waar we patrouille moesten lopen. Het was daar een gevaarlijk gebied waar we met ons geweer naast ons bed moesten slapen. Daarna weer naar mijn eigen onderdeel in Cheribon (Cirebon), daar had ik een gesprek met de majoor, omdat ik een opleiding had als chauffeur, maar niet mocht chaufferen en in plaats daarvan alleen maar patrouille moest lopen en nog eens lopen in de buitenposten met 8 man door de rimboe. Ik vroeg hem of hij niet wat anders voor me had. Twee dagen later kwam hij naar me toe en hij zei: Molenaar je kunt vertrekken, je gaat naar 2 R.V.A. (Regiment Veld Artillerie), 7 December- divisie om ervaring op te doen. Ik was de enige, dat heb ik geweten. De 2 R.V.A. in Tjematjan Ik ging achter in de vrachtwagen en werd naar de 2 R.V.A. in Tjematjan gebracht. Dat was een ruig zooitje. Deze jongens waren 3 jaar ouder dan ik en hadden de bombardementen in Duitsland meegemaakt. Ze zaten nu al weer 2 jaar in Indonesië. Ze waren van de E.M. 7 dec-, divisie en waren in mijn ogen nergens meer bang voor. Ik werd er keukenchauffeur en heb er veel ervaring opgedaan. Ik moest er op allerlei soorten auto's rijden, van G.M.C., Ford, Dodge enz. Op een dag moest ik met iemand mee (diegene heb ik 30 jaar later weer gesproken). We werden beschoten. In het begin dacht ik dat de auto zo rammelde, omdat de wegen zo slecht waren. Totdat er een kogel dwars door de cabine vloog. Ik ben nooit vergeten wat mijn maat daarna zei. ("Je trok helemaal wit weg", "Ik zie je nog zitten"). Ik was er toen nog niet aan gewend. Ik dacht altijd dat ik het gedroomd had, maar na 30 jaar wist mijn maat het nog precies zo te vertellen. Met de vrachtwagen moest ik water halen in het paleis in Tjipanas. Verder moest ik ook fourage, groenten enz. halen uit Buitenzorg (Bogor), bij de plantentuin. Ik was tenslotte keukenchauf feur, wat eigenlijk niet veel inhield. Tevens werd ik daarbij ook weer voor allerlei rij opdrachten ingezet. Zo werden er wel eens politieposten aangevallen door de Daroe Islam, waar onze afdeling dan weer naar toe moest. Tijdens de tweede Politionele Actie (eind 1948) werden we af en toe beschoten. We reden dan in colonne met voor en achter een gevechtswagen voor bewaking. Onderkomen van de militaire politie in Soemadang. Terug in Cheribon Na een maand of drie kwam ik weer terug in Cheribon. De majoor had wel in de gaten dat ik in Tjematjan veel ervaring had op gedaan. Ik kreeg toen een Brits Indische Ford met een halve houten cabine om te rijden. Behalve de Britse Indiërs (in gevecht tegen de Japanners) had hier nog geen mens in gereden. Ik was de enige die wist hoe de auto gestart moest worden. Zij haalden mij soms uit mijn bed om mensen weg te brengen of op te halen, bv. van en naar een treinpatrouille, de kerk of de film. De K.N.i.L. periode Koninklijk Nederlands Indische Leger) Op een keer kwam de majoor naar me toe en vroeg of ik tijdelijk als keukenchauffeur naar de K.N.I.L. (Indonesiërs in Nederlandse Dienst) wilde, omdat daar een chauffeur gesneuveld was. Dat heb ik geweten. Klaar voor de oefening. -19-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2010 | | pagina 21