Djampangkoelong /anaaar gingen we met een groepje naar Cjampangkoelong (wijnkoopsbaai), waar we de Indische gevechtsopleiding kregen. De opleiding werd gegeven door officieren die in Engeland een opleiding hadden gehad, voordat ze naar Indië waren gegaan. We moesten er bijna elke nacht, langs de sawa's, patrouille lopen. Een keer moest ik wacht lopen met een maat van me. Het regende verschrikkelijk en het was vreseiijk donker. We hielden elkaar aan de koppel vast. Mijn maat stapte in een greppel en was doornat. Ook liep hij nog tegen een auto aan, waar we onder gingen zitten totdat de wacht er op zat. We mochten daar ook niet praten. Een man in de patrouille liet zijn maat los (de voorloper) en zei zacht tegen zijn maat achter hem, dat hij zijn voormaat kwijt was. Het werd doorverteld naar achteren waar de officier liep. Deze werd kwaad op ons, want we waren nu wel de eerste groep kwijt. Hij scheen met zijn batterij en kreeg toen weer contact met de voorste groep. We moesten toen dwars door de sawa, waar het soms erg diep was. Een kleine soldaat riep: "Ik verzuip". Een van onze grote jongens trok hem er toen weer uit. Daarna kwamen we weer bij de groep terug. De grenadiers die daar waren liepen ook patrouille. Zij maakte zich zwart met verbrand papier. Toevallig zat mij neef J. Nannes daar bij. Na een patrouille kwamen zij wel eens thuis met een wild zwijn, die ze hadden geschoten. We aten hem later lekker op. Het smaakte best. We sliepen in Djampangkoelong in kampong huisjes, waar het wemelde van de ratten. Ze liepen daar gewoon rond, lieten zich langs de klamboe zakken tot op het randje van mijn bed (tampatje). Ook haalden ze de zeep en de kaarsjes onder je handen weg. Ik kreeg ook wel eens bezoek van een wilde kat, die met veel lawaai achter de ratten aan zat. Zodoende wilde niemand bij mij op het kamertje slapen en had ik daar het rijk alleen. Ik was aan het lawaai gewend. Na Djampangkoelong ben ik nog een week in Tjanjoer geweest. Cheribon Na terugkomst in Sukabumi, gingen we naar Cheribon. Hier moesten we ook weer patrouille lopen. Bij sommige buitenposten sliepen we met ons geweer naast ons bed. Onder andere liepen we wacht bij de haven. Daar liepen vaak mooie Indische vrouwtjes te wandelen. Wij gingen er ook wel eens heen om te vissen, te hengelen. De vissen die we hadden gevangen, bliezen zichzelf op als een bal. Voor de inlanders gooiden we soms een handgranaat in het water. Er kwamen dan namelijk allerlei soorten vissen naar boven drijven. De mensen hadden ze dan gewoon voor het opscheppen. Er waren ook vissen met grote stekels op hun kop. Die vissen waren giftig. De inlanders wisten precies hoe ze gepakt moesten worden. Wij waren tijdens het wachtlopen met ons drieën en losten elkaar af als er een van ons sliep. Ik sliep als een roos op het bankje dat voor ons wachthokje stond. Verder moesten we mensen controleren, maakten we gekheid enz. Zo was de nacht weer snel om. We deden er ook treinpatrouille, daar zat je dan tussen de zandzakken in. Toen we er brood gingen eten wemelde het plotseling van de kakkerlakken (grote oranje torren). Voor aan de trein reed een grintwagen, daar achter een platte wagen met een zoeklicht, vervolgens wij tussen de zandzakken en als laatste de locomotief. De trein reed heel langzaam tot het eindpunt en daarna weer terug. Hier deed hij een hele nacht over. Een keer, toen we terug gingen, we waren nog geen 50 meter verder, stond de kampong, waar we net nog koffie hadden gedronken, in brand. Wij snel terug, maar we zagen geen bende of ploppers meer. WÉÊm v-W - U W AV.T R J A V A 2 E Diü/rno Merak/A Serangf'ir-^ Kafano li Tanqerari AKARTA Luchthaven Lengkarpng K ra wang CarftaN* ilRangkasbitunq Labuha DepokW'blnong V-JJ^Cisa rua B°9°r ?/%Puncak v IMtogtMMwn f s;s« G p,'„9„|*bXipanas Cibod»S«l£_io Cibeunum Cimahi» Purwakarta £Subang Plèréd Ciater /Tartgittfhar.ptah'.i "Lembang, de Badui 6 Ceremè 5^Sumedang BANDUNG Sukabumi Pelabuhanratu G. Malabar G. Guntur)/ Vearu Pèngalèngan» G. Papandayan* Cikorai Kuningan Galunggung jj Ciamis Tasikrnalaya IX 'V V- Pangandaranjp^.A C E A AN 50 km -18-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2010 | | pagina 20