In een oud schrift vond ik een beschrijving over de bevrijding zoals ik dat heb ervaren. Maandag 5 mei 1947. Vandaag is het al weer twee jaar geleden dat Duitsland zich over gaf. Wat lijkt het nog maar kort geleden, 's Avonds om ongeveer elf uur hoorden we buiten de bel luiden. Dat was het teken dat er melk gehaald moest worden. In die tijd ventten de melkslijters niet langs de weg maar moesten we de melk halen. Als er melk was ging de melkboer dus met de bel langs de huizen. Het was al spertijd dus niemand mocht 's avonds meer op straat. Zomers om zeven uur moesten we al binnen zijn. Maar daar werd op de deur gebonsd en Eldert kwam de trap op rennen "het is vrede" riep hij. Eerst konden we het niet geloven. Gauw de jongens wakker gemaakt en uit bed gehaald. Buiten kwamen al verschillende mensen de straat op. Bij ons voor het huis op het veldje kwamen ze bij elkaar. De groten hadden zich vlug aangekleed en waren ook naar buiten gegaan. Buiten kwamen een stel mensen luid zingend aanlopen met de vlag voorop. Het werd al donker maar de kleuren rood, wit en blauw waren nog te zien. De grote mensen zijn toen naar Warmenhuizen gegaan, maar daar mochten ze niet verder van de politie. Het was koud buiten dus gingen ze maar weer naar huis. Natuurlijk konden we niet meteen slapen. Wat waren we dankbaar dat het eindelijk vrede was. Bijna vijfjaar oorlog op vijf dagen na. De volgende morgen waren we ongeveer om zes uur op. Buiten was het prachtig weer. Het was al druk op straat. Haast iedereen droeg oranje. Wat was het lang geleden dat we dat gedragen hadden, toch had iedereen oranje. In Groenveld staat een molen en daaraan hebben we de eerste vlag zien wapperen. De molen staat op grote afstand van Kalverdijk, maar we konden de kleuren onderscheiden. Het is vast een hele grote vlag geweest. Alle huizen hadden een vlag. Onze vlag stond dag en nacht boven op het dak en was van heel ver te zien. De vlag stond naast de schoorsteen. De kachel brandde aldoor nog want we kookten er op en toen de vlag na ongeveer drie weken naar beneden gehaald werd was hij deels zwart en vreselijk verschoten, 's Morgens om acht uur werd het blad 'Het Nieuws' rondgebracht. Dat blad kregen we in de oorlog ondergronds, via mijn broer Eldert, Bertus Muileboom en Piet Muileboom, die het toen aldoor 's avonds rondgebracht hadden. Piet was in Kalverdijk leider van de ondergrondse. Tante Marie Spaansen-Groenewoud kwam even langs en zei dat ze de hele morgen al van emotie liep te huilen. Daar hadden wij geen last van. Om tien uur was er in de kerk van Tuitjenhorn een plechtige H. Mis uit dankbaarheid. Uit het achterraam heb ik naar de vliegtuigen gekeken die voedsel uitgegooid hadden in Bergen en heel laag over vlogen. Over Warmenhuizen kwamen er ook een aantal overvliegen. Eerst kwamen ze recht over ons heen. Het dreunde toen ze over ons huis vlogen. Nooit hebben we ze zo laag zien vliegen, soms kon je de piloten zien zitten. De volgende dag, zondag, vlogen ze aan de voorkant van het huis ook zo laag. Toen stonden alle mensen met vlaggen te zwaaien. Ze dachten toen dat er in het land ook een voedselpakket gevallen was en mannen gingen er vlug met de schuiten op af maar ze hebben niets gevonden. Een paar dagen eerder vlogen vliegtuigen ook al zo laag over. We waren juist aan het schoonmaken en de dekens hingen aan de lijn. Eldert pakte vlug een onderdeken en klom bij buurvrouw Burger bovenop de plee en ging daar staan zwaaien. In alle cafés was natuurlijk bevrijdingsmuziek en bal. 's Middags ging er nog een kar met moffen (Duitse soldaten) langs. Ze werden wel erg nagekeken, maar men durfde ze toch niet na te roepen, want ze hadden geweren bij zich en een mof blijft een mof. 's Middags zijn vader en moeder op de fiets naar Schagen geweest. Daar woonde opoe, die ook uit Bergen geëvacueerd was bij haar zus. Na een paar dagen kwam er een paard en wagen bij ons langs met opoe en haar spullen, ze ging terug naar Bergen. Uren later kwamen ze van de andere kant weer terug, ze mochten Bergen niet in. Wij zijn begin juni terug naar Bergen gegaan. Het was vreemd om weer in ons eigen huis te zijn. Maar ik denk dat het heel gauw weer gewend was. Dit waren, voor zover ik nog weet, de belevenissen tijdens de jaren in Kalverdijk. Laatst belde ik mijn zus Atie op die nog in Bergen woont en die vertelde dat de mensen in Kalverdijk toen zo vriendelijk waren, iedereen groette je en zei "heee". Dat vind ik een mooi einde van mijn brief. S. Snijders-Groenewoud, Oosterhout.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2010 | | pagina 17