Bij de Woudmeer gekomen gaat men
noordwaarts langs de landen genaamd de
Zuijder Langoort en de Noorder Langoort
richting Schagergat, daarna westwaarts richting
Hoornsegat en vervolgens zuidwaarts langs de
Zeewieldermolen en oostwaarts langs de
Oosterendijk van het Geestmerambacht, tot
men bij het eilandje Craijerbossch komt.
Na de Woudmeer is de Witsmeer of
Schagerwaard aan de beurt. Men begint op de
molendijk van de polder van Dirkshom Men
gaat zuidoostwaarts en via het noordeinde van
het Hoomkergat komt men bij de Coeterdijk,
Langs de Bleijckerbossloot en de Nijdander
Vuijtvaert. De volgende dag is het
verschrikkelijk slecht weer. Men wacht een tijdje
in de hoop dat de regen ophoudt en vaart dan
weer naar de Schagerwaard. Dan begint het
echter zo hard te regenen dat de schipper het
niet aandurft om verder te varen. Hij is bang dat
hij door de storm en 'de verbolgentheijt van de
voorschreven waert' de schuit niet boven water
kan houden en men zou verdrinken.
Detail van de kaart van het Jaerlingermeer,
met daarop de "ingepolderde landjes, door
Pieter Garbrandsz gemaakt in 1590.
Omdat het er niet naar uitziet dat de storm snel
gaat liggen, brengt men de rest van de dag in
de herberg van Oudkarspel door. Omdat het
slechte weer aanhoudt, gaat men eerst het
Kerkmeertje, 't Jaarlingmeer en de Diepsmeer
afpalen. Een week daarna wordt de Witsmeer
afgemaakt. Via de Nijelander Vuijtvaart kwamen
ze bij het rietland gelegen voor 't Blockhuijs, in
het bezit van de kerk van Barsingerhorn.
Noordwaarts gaat men langs de Vennik en
daarna westwaarts langs de Schager Vuijtworp,
in het bezit van de kerk van Schagen, waarna
de afpaling van de Witsmeer klaar is.
Intussen heeft men de afpaling van het
Kerkmeertje, 't Jaarlingmeer en de Diepsmeer
gedaan. Voor het Kerkmeertje is men begonnen
ten oosten van het molentje dat aan het
Kerkmeertje staat. Noordwaarts vaart men, via
de Walmersloot en daarna oostwaarts via de
Reijnoutsloot. Daarna vaart men weer
zuidwestwaarts tot men voorbij de
Gardemeersloot komt en uiteindelijk weer bij het
molentje uitkomt. Vanaf het Kerkmeertje vaart
men door de Cruijssloot zuidwaarts naar de
Jaerlingermeer, tot aan de Kiesbosschsloot.
Voorbij de Cruijssloot vaart men
zuidoostwaarts, later over de Sijpkesloot
zuidwaarts. Voorbij de Hollemoorsloot
westwaarts en over de Grondgatsloot weer
noordwestwaarts. Daarna voorbij de
Mijlantsmeersloot en weer noordwaarts.
De afpaling van de Diepsmeer werd
begonnen bij de Holmoorssloot.
Oostwaarts voorbij de Douvensloot.
Over de Soomersloot voer men
zuidwestwaarts. Later begon men bij de
Saskersloot en ging varende
noordwaarts, voorbij de Hooftkessloot
en via de Westergrontsloot weer
oostwaarts. Hiermee was de afpaling
van de meren voltooid.
De landmeter ging de kaarten en de
kohieren opmaken en na inlevering
hiervan werden de kaarten en de
kohieren met het verbaal vergeleken.
Daarna kwam het tweede deel van de
opdracht van Hogenhouck aan de beurt,
namelijk de processen over het
rechtmatige eigendom van het land. De
eigenaren die bezwaar hadden gemaakt
werden gedagvaard op de eerste rechtdag na
de dan volgende Pinkster.
Marianne Teunis,
uit COOG-Blick december 2003
-35-