Het dagregister. In het dagregister van de abdij van Egmond uit 1377 komt de naam voor van Willem van Crabbendam. Deze Willem had voor de abdij van Egmond 10 ponden besproken, wat wil zeggen dat dit bedrag betaald zou worden aan de abdij na zijn overlijden. Voor dat bedrag is hij ook begraven voorde poort van het Paradijs van de abdijkerk van Egmond-Binnen. Het Paradijs was rond 1200 het familiekerkhof voor de Heren van Egmont. Dat Willem niet in het Paradijs begraven werd zou er op kunnen wijzen, dat hij niet tot de bloedverwanten behoorde van de familie van Egmont. Maar het is natuurlijk wel mogelijk dat zijn vrouw, waar van geen naam bekend is, tot deze familie behoorde. En waarom hem dan deze dure plaats niet zou worden gegund. Willem die overleed op 13 november 1377 zou ook de tijdelijke bewoner van het "Huis" geweest kunnen zijn. Alleen wat stukjes lei en puin in de grond van de voormalige terp (no.7), en in de loop der eeuwen hier en daar wat geplaatste notities in de archieven, vertellen dat er iets is geweest. De woorden van Cees Wagenaar. "Tot groot ongenoegen van mijn vader maakte ik regelmatig diepe kuilen in de achtertuin en op het voorerf van het perceel Kerkpad 4 te Krabbendam. Ik was als kind belangstellend in de grote stukken natuursteen die steeds maar weer voor de dag kwamen. Ik herinner mij nog een blok rode zandsteen van ongeveer 1.20 m. bij 60 cm. met sierlijk steenhouwerswerk versierd. Blokken mooi gerande witte zandsteen al of niet versierd waren ook aanwezig. Vensternissen van blauwe steen, althans brokstukken daarvan, behoorden ook tot de verzameling. Deze brokken blauwe steen vertoonden soms rondingen van een Romaans bouwwerk. De hele verzameling stenen waarvan ik toen niet begreep dat deze stenen op eon onaanzienlijk gehucht als Krabbendam kon voorkomen". Cees gaat verder "mijn vader die niet in het minst geïnteresseerd was in deze stenen, heeft ze in de loop van de jaren als een niet onwelkome grondstof voor zijn puinpadje gebruikt. De hiervoor beschreven voorvallen deden zich voor in de jaren 1926-1927. Op het einde van de jaren '60 toen ik meer kennis van zaken had, ging ik de bodem van het perceel nog eens omkeren. Eerst toen kon ik vaststellen dat de brokken natuursteen gediend hadden om een 16e eeuwse (1500) boerderij te funderen. De boerderij komt ook nog voor op 17e en 18e eeuwse kaarten". De terp "het Kerkpad". De grond van het Kerkpad (no.7) bleek vaak aangevuld te zijn in de loop der eeuwen. Dit deed men door telkens weer houten palen en delen enkele meters uit de kant te plaatsen en op te vullen met aarde, potscherven en huisafval van de toenmalige bewoners. In 1968 werd een sleuf gegraven voor een riool. Deze sleuf werd gegraven door de zijkant van de tuin van Kerkpad 3, om dan dwars door het Kerkpad te gaan verder langs de oostgevel van Kerkpad 4 naar het predikantenhuis aan de Westfriesedijk. De tuin van Kerkpad 3 bleek een water te zijn geweest, waarvan de veenachtige bodem zich op een diepte bevond van ruim 2 meter waar veel kloostermoppenpuin en stukjes lei lagen. Voor de oostgevel van Kerkpad 4 werd in de sleufwand ook een laag puin zichtbaar. Proefopgravingen in de tuin van Kerkpad 2 brachten fundatieresten van een gebouw aan het licht. Daar waren dus de funderingen van het "Huis" waarvan Cees Wagenaar veel van de gebroken stenen had terug gevonden in de grond van Kerkpad 4. Predikantenhuis. Iets ten zuiden van het huis Westfriesedijk no. 94, het voormalige het predikantenhuis, werd een sleuf door de dijk gegraven. Het bleek dat hier een doorvaart was geweest. De voormalige doorvaart was op de westzijde afgesloten met Belgische zandstenen. Vlak ten noorden van het huis toonden onderzoekingen aan dat ook daar een doorvaart was geweest. Hieruit kon worden opgemaakt dat oorspronkelijk tussen beide doorvaarten een klein eilandje was geweest, waarop een of meerdere huizen hadden gestaan. Tegenover het huis kwam aan de westzijde van de dijk, een 15e eeuwse waterput te voorschijn die van de toenmalige katholieke kerk bleek te zijn. Op een kaart uit 1537 staat de kerk ook ingetekend. De stenen van de vernielde (door de troepen van Sonoy) en afgebroken katholieke kerk in 1572 waren o.a. nodig voor de schans in 1572/1573. Cees Wagenaar uit Krabbendam en Jaap Westra uit Warmenhuizen vonden tijdens de -22-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2009 | | pagina 24