dan, dat moetje ook leren. En zo nam ik alle dagen een klein beetje tabak meer en leerde zodoende op mijn dertiende jaar al pruimen. Het bekwam mij echter niet zo best, want toen ik veertien was kreeg ik een lichte nicotine vergiftiging en moest onmiddellijk stoppen met die pret. In maart was het verboden om te vissen en Toon moest uitzien naar een andere job. Ik kreeg werk bij een boer op Tuitjenhorn en moest alle dagen uien "afstaarten" en uitzoeken. We waren met een man of vijf, drie zoons van de boer, een bejaarde man en ikzelf. Met de oude man kon ik goed opschieten. Zo werd het voorjaar, op een woensdag was er Paasveetentoonstelling in Schagen. De zoons van de boer hadden er al dagen over gesproken hoe mooi of dat wel was en zij gingen om half 9 met zijn drieën naar Schagen. Om negen uur was het koppiestijd en toen zei de vrouw van de boer tegen haar man: ik liet Toon ook maar gaan, de jongens hebben hem al vijf dagen geplaagd en ik zou het leuk van je vinden als die kleine baas ook naar Schagen mocht, hij mag mijn fiets gebruiken en krijgt één gulden mee. Maar eerst moet hij naar huis om zich te wassen en schone kleren aan te trekken en dan mag hij van mijn part heen gaan. Zo'n klein ventje doet toch niets alleen en J. Pronk moet nog karnen en dan is de dag ook wel zowat om. Het was maar net aan dat het mocht van de boer. Later moest ik alle dagen zootjes hakken op de weide. De zoden die uit de greppel kwamen moesten met een scherpe graaf fijn gemaakt worden en als het voorjaar was met de hort erover. Die zomer was er werk genoeg. 's Winters vroeg iemand een jonge knecht. Ik er op af en ik werd aangenomen voor 10 gulden per week van 6 tot 6 en zaterdags om 4 uur vrij. Er stond daar een bascule op de kooldars en toen ik er kwam woog ik 102 p jnd dat was wel iets te weinig voor mijn leeftijc', maar het werd al gauw beter. Ik hoefde niet zo hard te werken en kreeg er goed te eten dus het jaar daarop was ik 48 pond gegroeid, dus 150 pond met mijn vijftiende jaar. Op mijn vijftiende jaar was ik al een flinke boy en ik kwam bij Delver de brandstoffen- en fouragehandel terecht in de fuik en zou 15 gulden in de week gaan verdienen, wat meer was dan dat een boerenarbeider verdiende. In 1919 verhuurde P. Groot zich als vast werkman voor elf harde guldens. Hij moest daarvoor alle dagen te ploegen met twee paarden in de praam en dan maar kloeten, want motors waren er toen niet. Piet had twee zoons die ook verdienden en zijn vrouw zei dan, de rest kan me weinig schelen. Toen had je ook al van mensen die zeiden twee keer ikke en dan de rest. Zoetjesaan kwam nu de bond om de hoek kijken, maar als je baas wist dat je lid van de bond was, dan was het beslist je laatste jaar daar. Ik verdiende genoeg en had vast werk tot half mei 1920. Ik betaalde, zonder dat iemand het wist, zeven gulden tachtig per jaar aan de bond ook al vertelde menigeen dat het weggegooid geld was. Van mijn verdiende geld kreeg ik één gulden zakgeld en nog wel eens een klein fooitje. Ik had eens samen met mijn baas een twintigste deel van een heel lot gekocht en laat daar nu een prijs van 2000 gulden op vallen! Het was weeks voor kermis, dus je kunt begrijpen dat ik er wat blij mee was. Ik kreeg 42 gulden 60 in handen en nu kon ik kermis vieren zonder dat ik moeder om extra geld moest vragen. Mijn kleine broertjes kregen elke dag één gulden van mij en die konden zo ook in de pret delen. In totaal heb ik drie jaar bij Delver gewerkt met veel plezier. Ik moest met de kettewagen sjouwen. Delver had ook een grote ijzeren vlet (schuit) en daarmee haalde ik de kolen uit de spoorwagon. Er kon 10 a 15 ton in en dan moesten de kolen uit de vlet in de kruiwagen geladen worden. Het was een forse klim en dan moesten de kolen nog eens omhoog het kolenhok in. Maar een jonge kerel kan als hij uitkijkt nogal wat hebben. Dan kwam C. Bakker met 20 ton maïs bij de molen en moest er een mud in een zak. De zakken droeg je op je schouders het ruim uit. P. Glas, een oudere knecht hielp ook altijd en die zei altijd, Toontje doe voorzichtig, je bent nog zo jong. Ik was toen net 16 jaar. Tegenwoordig hebben ze er heftrucks voor en andere soorten machines en zijn ze met 40 uur werken ook niet tevreden. Ik heb altijd een hele steun gehad aan P. Glas die drie jaar ouder was en mij erg ontzag dat jaar. Maar het jaar erop ging Piet weg, te duur en ik moest alles met de baas redden. In de vroege herfst een grote schuit turf leeg maken -18-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2009 | | pagina 20