Ze had veel over voor een ander en dat was
een groot verschil met de jongens. Hun vader
was wel niet zo kwaad maar hij liep de helft van
de tijd te brommen. Maar ja, een mens is zijn
eigen schepper niet. Je moet een heleboel
mensen maar nemen zoals ze zijn.
Onze naaste buren waren schipper en brand
stofhandelaar, het verschil met bollenbouwer
Molenaar en hen was hemelsbreed. De vrouw
van de schipper had kinderen die verschillende
vaders hadden en ze zei soms, ik ben blij dat ze
niet allemaal op mijn man lijken terwijl die toch
echt niet zo beroerd was. Hij keek wel eens te
diep in het glaasje, maar er waren er toen wel
meer van die echte plakkers die de hele dag
bleven hangen in de kroeg. De mensen konden
het dubbeltje, en drie voor een kwartje ook echt
niet missen, maar ze namen het er toch maar
van want "Drank in de man, de wijsheid in de
kan".
In diezelfde tijd verbrandde met zwaar onweer
's nachts de molen die aan de Ambachtsdijk
stond. Een paar weken later zaten we op school
en weer was er onweer dat insloeg in het huis
van Burger tegenover Wester. Twee meisjes,
Aagje en Breggie Burger, speelden vaak bij opa
Burger. Die waren erg overstuur want er was
veel speelgoed van hun verbrand.
Als er brand was liep mijn vader met een van
mijn broers op een grote bekken, een geel
koperen pannenkoek met een grote ring, met
een stuk hardhout te slaan om de brandweer bij
elkaar te trommelen. Toen waren er alleen maar
spuiten die door 12 man werden bediend. Aan
elke kant een stuk ijzer met een brede balk en
maar pompen zo hard ze konden op en neer.
Het was echt hard werken hoor.
Een jaartje later gingen we met het hele stel van
school naar Warmenhuizen omdat de tram voor
het eerst daar kwam. Dat was een feest!
Kemper en Vlucht zouden beginnen met de
nieuwe veiling te bouwen. Het oude gebouwtje
stond er echter nog en deed ook nog dienst.
Ook stond er een hokje waar je een kop
chocolademelk kon krijgen met wat lekkers er
bij. In de winter werd er ook gebruik van
gemaakt. Het hokje droeg de naam "razende
aap". Maar aan alles komt een eind. De tram
nam het vervoer van groenten en aardappelen
over, want dat ging nog per schip.
Er lag een grote schuit op Schoorldam in het
kanaal. Alle tuinders kwamen daar met kleine
schuitjes door de sluis en de balen aardappelen
werden netjes gestouwd in het schip. Als hij vol
was ruimde het mooi op in de buurt van
Warmenhuizen en omstreken. Ik weet er ook
nog van dat er botters kwamen om kale rode
kool. Daar was bepaald meer aan te verdienen
dan aan de vis en ze gingen er overal mee
heen. Wat was het een feest toen de nieuwe
veiling klaar was. Nu dachten de tuinders dat
het zo ongeveer volmaakt voor ze was, maar
niets was minder waar. In de jaren 20 was het
echter niet zo slecht, de veiling was er, het
spoor, Beemsterboer en de kaasfabriek. Alles
liep rond 1920 op rolletjes en Warmenhuizen
voer er wel bij.
Ik was op 25 maart elf jaar geworden en moest
aangenomen worden op de tweede Paasdag.
Om negen uur ging ik naar de kerk en al was ik
dan een bengel, ik mocht de belijdenis
opzeggen. Dat was een hele eer. Vroeger bij
een andere pastoor was het altijd een zoontje
van een dikke, rijke boer die het mocht doen,
want dan werd de pastoor er zelf ook beter van.
's Middags moesten we naar het lof. Dus half
twaalf de kerk uit, iedereen feliciteerde je vlug
dan op een draf eten en dan naar het lof. Uit het
lof kregen wij als aannemeling pas een beetje
vrijaf en mochten we eindelijk de straat op. Dan
ging je snel kijken watje vriendjes allemaal
hadden gekregen. Zo kwam ik bij de bakker,
daar werd Simon aangenomen. Een toestand
dat het er was! Ik vergeet het nooit. Het was die
dag mooi weer en een broertje van Simon werd
aan een touw gebonden, zodat hij niet van het
erf af kon. Simon en zijn ouders gingen naar het
lof, maar toen ze thuis kwamen vond vader
Bakker zijn eigen kind in de sloot. Het touw was
gebroken en het joch was in de sloot terecht
gekomen en verdronken. Je kan begrijpen wat
voor panieksituatie daar heerste.
Diezelfde zomer heerste de gevreesde
keelziekte waar nogal eens kinderen de dupe
van werden. Zo gebeurde het eens in een
naburig dorp dat een meisje, van ik weet niet
meer hoe oud, begraven werd. De ouders
waren naar de kerk maar toen ze thuis kwamen
zagen ze een verdronken jongetje. Vroeger was
het water nog helder, en toen ze aan de
slootkant stonden zagen ze hem liggen in het
water.
-15-