Jaap haalde een rietbos, stak het in de brand, en het paard vloog weg. Daarna gebeurde er niet veel meer op de boerderij want dan moest eerst de liter jenever weer op. De volgende keer als oom Jaap maar even met stro ritselde trok het paard wel snel de kar er uit. Vroeger had je lange winters, de kolen waren schaars dus er werd veel hout gestookt, maar dat was gauw op. Oom Jaap z'n boer kocht op een keer een afgedankte molenwiek. Maar ja zo'n zwaar ding vervoeren, daar zag hij erg tegenop, maar Jaap en Jan bedachten wat en zeiden tegen de boer; voor vijf pop halen we die molenwiek thuis. De boer dacht een tijdje en zei op het eind, goed. Oom jaap zei toen, maar ik moet wel de bles (paard) een kwartiertje gebruiken. Ook dat is goed zei de boer. De molenwiek lag aan de Ambachtsdijk, daar stond vroeger een molen en ze moesten de wiek brengen naar het Westeinde voor Kalverdijk. Om één uur 's middags, na eerst een borrel tegen de kou gedronken te hebben gingen ze eropaf. Ze gooiden de molenwiek in de ringsloot en toen maakten ze de kolk open, de molenwiek er voor en hij vloog erdoor. Toen maakten ze hem vast aan een schuitje en oom Jaap haalde het paard van stal en zo trokken ze het hele geval met het paard op het droge. Daar moest natuur lijk weer op gedronken worden en van de vijf gulden, wat toen een weekgeld was, bleef weinig over. Grootvader vertelde dat hij geen AOW kreeg op 65 jarige leeftijd. Hij was al 84 jaar, toen hij nog 3 halve praampjes (schuitje) prut op de wal gooide en opschepte. Maar op een dag was zijn buurman voorover in de schuit prut gevallen en gestikt. Opa 's zoon Jan woonde toen nog thuis en die zei: vader je mag het niet meer doen, anders komt het met u ook zo af denk ik. De meeste bejaarde mensen waren niet zo groot als opa. Ze waren allemaal erg krom en stijf van het werken. Als je iets wilde bereiken, dan moest je zowat dag en nacht werken, dus niet 35 uur maar zowat 80 uur per week. Mijn opa verdiende vijf gulden per week en dan kon je 2 liter melk, wat toen 3 cent opbracht, om de 14 dagen een kaas van 28 cent en een kop boter van 18 cent voor kopen, Als je dan 2 pond boter kreeg was het veel. Opa was 37 toen hij trouwde en had al van alles beleefd. Zo moest hij op eerste kermisdag op de deur passen, dit zei men vroeger. Opa nam dit niet en tilde de deur er uit, bond hem op zijn rug en ging ook te kermis, want drank en meisjes zei hij, zijn erg verleidelijk. De baas kwam hem tegen en vroeg: jij zou toch op de deur passen? Opa zei, hij staat hier tegen de muur en ik kijk af en toe of hij er nog staat. Dit had hij natuurlijk nooit mogen zeggen en opa was weer eens zijn baas kwijt. Want de boer, de meester en mijnheer pastoor mocht je nooit tegenspreken. Op een andere keer waren de boer en zijn vrouw naar een bruiloft. Vroeger lag het brood in een kist die aan de muur hing en op slot werd gedaan. Opa kreeg echter niet genoeg te eten en de meid ook niet, maar de broodkist was op slot. Honger is echter ook niet alles en de meid zei; Jan wat moet dat nou, en Jan bedacht wat. Hij trok de broodkist van de muur want er zat genoeg in, ging naar de bruiloftszaal, en vroeg aan de vrouw van de boer, waar alle gasten bij zaten, maak de kist even los want de meid had zo'n honger dat ze mijn brood zonder erg ook heeft opgegeten en nu heb ik niets. Zodoende ben ik hier, maakt u hem even los want het is zonde om die mooie broodkist te vernielen. De kist werd losgemaakt maar daags erop kon opa weer vertrekken want hij was niet gehoorzaam genoeg en dat mocht absoluut niet voorkomen bij iemand die maar een knecht was. Mijn oma Spaansen dat was er een van de oude stijl, klein maar dapper. Ze was 12 jaar jonger dan opa en kon lopen als een kieft (kievit). Ze woonde op Kerkbuurt en ging soms al om zeven uur op pad. Ze liep vanuit de buurt stevig door naar haar zuster aan de brug van Burgerbrug en haalde haar op nadat ze eerst een kopje hadden gedronken. Dan gingen ze samen lopende naar Schoorl, daar woonde ook een zuster en bleven daar te gast. Toen naar het Hargerzandgat, daar haalden vroeger alle boeren wit zand voor de stallen, en dan ging het weer retour over Burgerbrug. Daar rustte ze nog even uit en om zeven uur was ze dan weer thuis. Echte sterke mensen had je toen nog. Tegenwoordig gaat iedereen met de bus of neemt de auto en het vliegtuig niet te vergeten. -13-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2009 | | pagina 15