BOERDERIJ DE FUIK 15 Bij het woord Fuik gaan je gedachten automatisch uit naar een visfuik, of in ieder geval naar iets waarin je vastloopt. Nou, dat was De Fuik in Warmenhuizen ook; een doodlopend straatje. Tot de verkaveling in de jaren '60 van de vorige eeuw daar een eind aan maakte door de straat eenvoudig aan te sluiten op de Veilingweg en De Fuik dus geen echte fuik meer was. De bewoners van deze straat leven bijna allemaal op hoog niveau d.w.z. dat de straat en de bebouwing op een langgerekte terp is gebouwd. De stolp is gebouwd in 1903 op de funderingen van de boerderij die hier eerder stond maar in september 1903 jammerlijk in vlammen en rook opging als gevolg van hooibroei. De toenmalige bewoners, de fam. Kunis, lieten op dezelfde plaats een nieuwe boerderij bouwen, de stolp zoals we hem nu kennen. De Kunissen woonden er tot 1922. Cor Kraakman woonde er tot 1929 en van 1929 tot 1933 werd hij door Sjaak Kraakman bewoond. In 1933 kocht Kees Vader het hele spul en boerde er tot 1974. In dat jaar nam zoon Piet Vader het bedrijf over van zijn vader Kees en bewoonde de boerderij tot 1984. De "nieuwe" wat sober uitziende Noord hollandse stolp is met riet gedekt en heeft een oppervlak van 18x14 meter. De boerderij heeft een enkel, maar hoog vierkant van maar liefst 8,50 m hoog, de oppervlakte is 9 x 7 m goed voor +/- 500 m3 hooi. We merkten al op, de boerderij maakt een wat stijve, sobere indruk wat door zijn hoogte en hoge ligging nog wordt versterkt. Binnen de stolp aan de wegzijde was een woon kamer en een binnenkamer die als slaapkamer werd gebruikt; allen voorzien van kasten. Zowel de huiskamer en de slaapkamer hadden elk nog 2 bedsteden. Een kelder van 3 x 2,50 mtr zat onder de boerderij. In de zomer zat men op het z.g. staltje, op de koegang naast de voordeur links. In de winter kon men 24 koeien bergen, 18 op de z.g. lange regel en 6 op de korte regel. De paarden stonden op de dors, waar ook het gereedschap was opgeborgen. Naast de boerderij staat, zoals het hoort, een flinke schuur, bestemd voor jong vee, schapen, kippen en eenden. Een bont volkje, maar een ieder had zijn plaats. Op het weilandje naast de stolp konden kalveren, schapen en kippen zich in het voorjaar en zomer lekker uitleven. Het was hard werken voor de familie Vader, leder moest zijn deel leveren, melken, het vee voeren, melkgerei schoonmaken enz. Er werd boter gemaakt en in de oorlogsjaren ook kaas. De stremsel die daarvoor nodig was haalden ze van de naastgelegen melkfabriek "de Eendracht". Een zelfge maakte pers zorgde ervoor dat de wrongel tot "kaas" werd samengeperst en het vocht werd uitgedreven. In de zomer was de hooitijd een van de drukste perioden op de boerderij. Het gras moest gemaaid, gekeerd, met de wallenmaker op wallen gereden en later op hopen gezet; alles met paard en mankracht. Als het goed droog was, denk aan hooibroei. Dan moest het hooi naar de boerderij gebracht worden, alles met pramen 4-tons houten schuiten) volgepakt en daarna, na vaak een lange vaartocht, in de boerderij in het vierkant opgestapeld worden. Zwaar werk, vooral ook bij de stolp Fuik 15, waar de hooiers met hun vracht flink omhoog moesten. Als jeugdig toeschouwer hoorde je dan uit de dors "Jaag uit" en trok het paard het hooi via katrollen naar boven waar op zeker moment de kreet "Ho" kwam. Dan was het hooi op z'n plaats. -10-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2008 | | pagina 12