KOOL THUISHAALDERS TOID leder jaar in de herfst staan de borden weer langs de polderwegen "klei op de weg, slipgevaar Het gevaar wordt veroorzaakt door de "grote" tractoren met achter zich wagens vol kool in z.g. kuubskisten. Wat een verschil, denk ik dan, met pakweg 65 jaar geleden. Toen geen klei op de wegen, geen tractoren, wagen en kuubskisten. Het Geestmer- ambacht was een vaarpolder en alle producten moesten met de schuit van het land worden gehaald. Het begon er meestal mee, dat de boet of dars opgeruimd en schoongemaakt werd. En als je dan zelf zo'n jaar of 12-13 was, kreeg je een briefje mee naar school met het verzoek om een aantal vrije dagen om mee te helpen de kool thuis te halen. Dit werd meestal zonder veel problemen verleend. Mijn vader was een kleine tuinder met 3 akkers waarop ook altijd kool werd verbouwd. Na de toestemming van het hoofd van de school mocht ik ook mee kool thuishalen. Je voelde je een hele Piet, want je werd min of meer opgenomen in de agrarische bedrijvigheid waar je middenin woonde. En omdat de kool bijna overal gelijk "klaar" was, begon bijna zo'n geheel dorp gelijk met de oogst. Alleen in Warmenhuizen begon het katholieke volksdeel pas na het patroonfeest van Ursula (21 oktober). Deze dag werd zelfs na de oorlog als zondag gevierd, omdat het dorp door haar voorspraak voor oorlogsgeweld gespaard was gebleven. Op maandagochtend voeren vader en ik met de driekwart, een houten schuit die 3000 kg kon laden, naar onze koolakker. Een tochtje van ongeveer een half uur. Het was nog vrij donker, hadden de wind mee. Het was fris maar droog. Voor in de schuit stond de mand met brood, thee en de waterfles afgedekt door een paar stevige oude jassen; dat was voor koppiestijd. Opa, van moeders kant, zou komen helpen. Die was ook tuinder en ook alleen, daarom deden vader en opa vaak samen met zwaar werk. Zoals koolplanten, aardappels rooien, de tarwe oogsten en ook de kool thuishalen. En dan begon het snijden van de kool. Vader en opa ieder met een koolmes en een mand. Was de mand vol dan werd die naar de schuit gebracht waar het mijn taak was de mand zo snel mogelijk leeg te maken en de kool netjes in de schuit te stapelen. Als de koolsnijders met een volle mand kwamen, moest ik zorgen dat er weer een lege mand klaar stond. Om een uur of negen was het koppiestijd. Dan at je het meegebrachte brood en de thee uit de thermofles. Gezeten in de schuit, een dikke jas over je schouder, dat was wel een verschil met het zitten in een schoolbank. -8-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2008 | | pagina 10