naar huis genomen om ze de volgende dag
weer uit te planten op de akker. Bij schraal
weer werden ze met een jutezak beschermd
tegen uitdroging. En zo ging dat dagen achter
elkaar.
Als alle koolplanten geplant waren dan ging
men een paar weken later op de akker alles
nog weer eens langs om te kijken of er
planten verdroogd waren, daar werden dan
weer nieuwe voor geplant, het zogenaamde
"inboeten".
Als de planten wat gegroeid waren dan was
het een mooi gezicht om de lange, vaak
kaarsrechte, rijen met koolplanten te zien.
Het lijkt allemaal nogal ingewikkeld maar het
koolplanten zetten behoorde tot de meest
normale werkzaamheden op de
tuinbouwbedrijven in de jaren voor de grote
verkaveling van het Geestmerambacht.
1). Niet iedere tuinder had een eigen
"plantenbaan" om zijn koolplanten op de
kweken. Er waren er die het samen met
buren of familie deden. Anderen maakten van
te voren afspraken met beroepskwekers over
het aantal planten dat men wilde afnemen.
Deze planten werden vaak in onverwarmde
kassen gekweekt, zogenaamde
Druivenkassen.
Er waren ook "bouwers", tuinders, die hun
koolzaad zaaiden onder z.g. platglas. Dit was
wel arbeidsintensiever, maar het zaad en de
koolplantjes hadden minder nadeel van
slechte weersomstandigheden en
profiteerden meer van gunstig (zonnig) weer.
Nieuwe methode van selectie en planten
zetten.
Het hedendaagse teeltprogramma is geheel
anders. Er wordt geen eigen koolzaad meer
geteeld door de tuinder maar de tuinder
bestelt zijn koolzaad bij de Zaadhandel.
Door nieuwe veredelingsmethoden (hybride)
is de uniformiteit en de opbrengst van
koolzaad vervijfvoudigd. Het zaad gaat naar
de plantenkweker die het uitzaait
in bakken of trees met grond,
voedingstoffen en
bestrijdingsmiddelen tegen vraat
door slakken, koolduiven en
hazen. Bij voldoende grootte
worden de koolplanten bij de
tuinder afgeleverd en bij goed
weer worden ze machinaal op
het land met een 4- of 5-rijige
plantmachine uitgepoot. Men
hoeft de eerste weken geen
vocht en geen mest toe te
voegen want dat is toegevoegd
bij de plant. Het kluitje aan de
plant heet spiedis.
Oude zaadvaste rassen zijn:
Gouden Oogst van gebr. Broersen,
Tuitjenhorn en Novum van gebr.
Beemsterboer, Warmenhuizen. De oude
koolrassen waren niet meer interessant voor
de Zaadhandel, van elk ras is echter 50 gram
bij de genenbank van de
Landbouwhogeschool in Wageningen in
bewaring gegeven om zo te behouden voor
het nageslacht.
Bij het machinaal planten met een 5-rijige
plantmachine worden 15.000 tot 20.000
planten per uur geplant dat wil zeggen ca.
100.000 planten per dag. De koolzetter met
aangever zette ca. 5000 tot 7000 planten
gedurende een lange werkdag, met 's avonds
bovendien een pijnlijke rug.
Tekst: Cees van de Berg, Theo Mosch.
Tekening: Theo Mosch.
-24-