KOOLPLANTERSTOID.
bij het koolplanten zetten als
"koolplantenaangever". Je kreeg dan als 12-
of 13-jarige een briefje mee naar school met
het verzoek om een aantal dagen vrij van
school te mogen nemen, het z.g.
koolplantersverlof. Dit stuitte bijna nooit op
bezwaren van de onderwijzer.
Als "aangever" van de planten had je een
belangrijke rol in het plantproces. Met een
mand voor op je buik, gevuld met de
koolplanten, legde je die koolplanten stuk
voor stuk in de hand van degene die
kromgebogen voor je liep. Die stak zijn hand
dan telkens achteruit om een plantje te
ontvangen en die, in een gestadig tempo, met
behulp van het plantersgraafje, in de grond te
steken.
De mand met planten die meestal met een
oude jutezak om de schouder van de
aangever hing werd altijd "kobus" genoemd.
Vooraf aan het planten werd de zogenoemde
"Regelhaalder", een houten trekstok met aan
het uiteinde een dwarsbalk met gaten waarin
houten pennen, over de akker getrokken. In
de grond werden daarmee rechte lijnen
getrokken waarop de koolplanten geplant
moesten worden.
Dan was er nog een derde man, die met een
tuutemmer de pas geplante koolplanten een
golfje water gaf. Bij breed land, d.w.z. nogal
ver van de sloot verwijderd, was het steeds
opnieuw vullen van de emmer een "zuinig"
werk.
Als de planten voor die dag waren geplant
dan voer men met de schuit weer naar huis,
rustte wat uit en ging men weer aan het werk
op de "plantenbaan" om de planten voor de
volgende dag te plukken. In bosjes van 50
werden ze netjes in bakken gelegd en mee
Het Koolplanten.
De aanhef boven dit artikel is eigenlijk
verkeerd, er werd geen, rode-, deense- of
savoye- kool geplant, maar de plantjes
waaruit die moesten groeien werden geplant.
Maar zoals wel eerder opgemerkt,
Westfriezen gebruiken niet graag teveel
woorden, zoals bijvoorbeeld "koolplanten
planten".
De verschillen tussen het planten van de
plantjes nu en, zeg maar zo'n 50 tot 60 jaar
geleden, zijn erg groot. Vroeger was beslist
niet alles beter, alles moest met de hand
gebeuren, terwijl tegenwoordig de
mechanisatie bijna alles voor zijn rekening
neemt.
Laten we even terug gaan in de tijd. De
tuinder had van zijn "bon" (stukje land)
zetkool, een mooi zakje koolzaad geoogst,
netjes uitgezeefd, zodat er geen vuil en ander
ongemak meer tussen zat. Winterdag werd
het nog wel eens op tafel uitgespreid om de
laatste mogelijke ongerechtigheden te
verwijderen.
Koolzaad was kostbaar, er hing veel vanaf
voor de komende oogst en de verdiensten
voor huishouding en bedrijf.
In het voorjaar werd de zogenaamde
plantenbaan omgespit en fijn geharkt zodat
het zaad na het zaaien optimaal kon
ontkiemen. Bijzonder was dat veel tuinders
het pas ingezaaide stuk grond gingen
aantrappen. Dit gebeurde met (meestal oude)
klompen waaronder een plankje van ca. 40
cm was gespijkerd. Dit aantrappen van de
ingezaaide grond deed
men om het zaad
lekker vast in de grond
te zetten. Na verloop
van enige tijd moest
onkruid tussen de
opgekomen plantjes
verwijderd worden. Dit
was een secuur werkje
want de koolplantjes
mochten niet
beschadigd worden.
(Voetnoot 1)
Was het eenmaal zo
ver dat de koolplanten
klaar waren en ook de
akkers waren bewerkt waarop geplant moest
worden dan moesten kinderen thuis helpen
-23-