Weich maakt momenteel uit van
een deel van de Pettemer- en
Hargerpolder en ligt tegen de
oude Schoorlse zeedijk aan.
ongeveer 50cm. hoog, hoger was niet nodig
vanwege de lage waterstand. Het dijkje is
nog steeds te zien als de onderkant de
zogenaamde dijkvoeting, en werd "cattedijkje"
genoemd met vlak daarbij de "Katakker".
Sloot.
De Heensloot was een sloot die vergraven
werd ten behoeve van het kasteel, om
bouwmateriaal aan te voeren en om het land
te ontwateren. Deze sloot ten zuiden van het
kasteel, werd gegraven langs het lage en
moerassige land "Dore" wat later "de Henen"
werd genoemd. Dit stuk land, wat in 1250
door monniken en de lokale bevolking werd
ingepolderd en het "Nuweland" werd
genoemd, was door graaf Floris II de Voogd
genaast (geheent) en in bezit genomen.
Waarschijnlijk was de Heensloot een
gedeelte van de verlandde bedding van de
delta die de Rekere daar gemaakt had.
Het land van Weich.
Het land van Weich waarin het land
Nyewendoren lag, bestreek de dorpen
Krabbendam, Eenigenburg, St.Maarten,
Petten tot en met Hargen bij Groet. Om het
land te ontwateren, stond het watermolentje
van Weich in 1317 op een van de terpen die
tot het eerste Krabbendam behoorde.
De betekenis van Weich is in het oud Fries
wikken of wegen. Met wikken wordt wijken of
weglopen bedoeld, wegen kan ook vechten of
strijden betekenen.
De sluis.
De sluis die Wagenaar zag in
het jaar 1961, kwam te
voorschijn tijdens de bouw van
het hedendaagse
watergemaaltje. Dus niet in de
Westfriesedijk zoals altijd wordt
aangenomen, maar in het
"cattedijkje" voor het kasteel. Het
gemaaltje dient om het
overtollige water kwijt te raken
uit de voormalige kleiput "de
Koog" die zich in de hoek van de
dijk bevindt. Vele generaties
hebben hieruit klei gedolven
voor ophoging van de Westfriesedijk. Ook
deze kleiput was eigendom van Biersteker.
Op de plaats van het huidige gemaaltje werd
op een diepte van 2,5 meter beneden ANP
eikenhouten planken gevonden die dwars
agen, waarop brokstukken van
Middeleeuwse kloostermoppen. Later bleken
het de stenen te zijn van de kademuren
behorende bij deze sluis, die een breedte had
van ongeveer 7 meter met een lengte van
ongeveer 20 meter.
Jacob van Denmarcken wijbisschop van het
bisdom Utrecht en van Zuden en rentmeester
van Amstelland, maar ook de andere
"Raaden des Graaven" spraken zich uit op
palmzondag 23 maert 1320 "voorts soo sal
men die sluys ten Nuwendoorn (het
buurtschap) opbreken, ende men sal die
seedijk onder 'thuis ten Nuwendoorn leggen
daar nu den innendijk (binnendijk vlak voor
het kasteel) gaat ende den andere dijk (die
westwaarts lag in de Zijpe) laten varen ende
in den dijk onder 'thuis sal men een andere
sluys leggen".
Den 25ste july 1326 "ende voorts sullen die
van het Gheestman-ambacht een watergang
hebben door het Nuweland van Sinte Martijns
ende tot Rochsvliet (Roxvliet) uit te wateren
ende eerste sluis opbreken". Dit opbreken is
nooit gebeurd.
Dat er een sluis was bij het kasteel weten we
zeker, want de kastelein (burchtheer) van de
Nuwendoorn Jan van Egmond, die van 1344
tot 1366 in de grafelijkheids rekeningen
Mogelijke nieuwe uitleg
van de West-Friese dijk
welke in 1326 werd
opgegeven
2de traject voormalige
West-Friese dijk
volgens Schermer
l5te traject voormalige
West-Friese dijk
volgens Schermer
Dijkdoorbraak in 1318
volgens Beenakker
Het Stadje
Laatste uitleg
West-Friese dijk
volgens Schenner
Nirwendoorn
De Wal over
Henen
De
uit 1326
terp-71\
Dim
Schermer en Wagenaar
er*H-<
'e£
Rekerdam nu
Oude Schoorlse
Zeedijk
Krabbendam
Situatie rond de knik in de Omringdijk bij Nuwendoorn. Weergegeven zijn de opeenvolgende
stadia van de dijk volgens Schermer, de plaats van de sluis in de dijk
-13-