HET DORP VAN TOEN
Ik groeide op in de jaren zestig in een
polder bij een dorpje met ongeveer
1.000 inwoners Het dorp van toen
kon min of meer alle dorpelingen
voorzien van de dagelijkse
noodzakelijkheden. Er waren nog vele
kleine boeren en winkeltjes die grote
invloed hadden op het dorpsleven.
Langzamerhand, voordat de meeste
mensen er erg in hadden, zijn de
boeren uitgekocht en de winkeltjes
verdrongen door een nieuwere,
grotere winkel: de supermarkt. Deze
supermarkt wordt inmiddels
voornamelijk bezocht door klanten
voor een paar door-de-weekse
boodschapjes en oudere mensen van het
dorp die niet meer zo ver willen gaan voor
een rol beschuit of een pak hagelslag. Het
gros van de boodschappen wordt
tegenwoordig met het gemak van de auto in
de grotere dorpen gekocht bij nóg grotere
supermarkten en speciaalzaken vol met
overvloed die noodzakelijkheden creëert die
we vroeger niet hadden.
Als ik in de jaren zestig van onze boerderij in
de polder "mijn" dorp in fietste, dan kwam ik
in het begin van de Dorpsstraat langs een
klein winkeltje waar ze ijzerwaren verkochten.
Aan de muur hingen hamers, tangen, en
schroevendraaiers en achter de toonbank
stond een man in een geruit overhemd en
een broek die met galgen omhoog gehouden
werd. Er hing een geur van olie en ingevet
metaal, net als bij mijn vaders werkbank.
Verderop waren er twee "fietseboeren" schuin
tegenover elkaar, Henk en Jaap, elk met een
klein winkeltje. Er was een winkeltje met
band, wol, draad en stopgaren van een
weduwvrouw met haar dochter Anne.
Daar mocht ik een keer een nieuwe kleur
borduurzijde kopen. Mijn moeder heeft nog
steeds een rood kerstlopertje dat Anne
destijds heel netjes had geborduurd met
mooie zilveren kruissteekjes. Mijn moeder
had dat gewonnen met een loterij op een
bijeenkomst van de plattelandsvrouwen. Het
was een tijd waarin vrouwen nog
kerstlopertjes borduurden.
Naast het handwerkwinkeltje was Jan de
bakker. Een stukje verder was Jan de slager
waar ik altijd een plakje van zijn zelfgemaake
metworst kreeg.
Er waren winkeltjes van de groenteboer en
van de melkboer, een manufacturenzaak,
een kapperszaak, en een winkeltje waar ze
schrijfwaren, tabak en pijpen verkochten. Er
waren geen winkelwagentjes of
winkelmandjes in die tijd. De gewenste waren
werden gewoon op de toonbank gelegd en
verdwenen daarna van de toonbank in de
fietstas.
Er was ook een heel klein snoepwinkeltje. Ik
weet niet wat ze daar nog meer verkochten
behalve snoep. Wat het ook was, ik heb daar
nooit naar gekeken. Met een stuiver of een
dubbeltje in mijn hand rook ik de heerlijke
zoete geur terwijl mijn ogen dwaalden over
de geel-roze schuimblokken en zachte
spekkies, roze zuurstokken, kaneelstokken,
zoute lappen, trekdroppen, duimdroppen,
zakjes zwart-wit, stroopsoldaatjes, en stukjes
zoethout waaraan je van die heerlijke
onooglijke kwasten kon kauwen.
Het kleine dorp had een snackbar, een
garage, een loonbedrijf, en een plaatselijke
aannemer. Naast de kerk was het bedrijf van
de timmerman, een winketje met speelgoed,
potten en pannen en het bedrijf van de
schilder. Er waren twee cafés, waarvan er
eentje tot de grond aan toe in de brand vloog.
Schrijfwaren - en tabakswinkeltje met fietsenrek
-8-