DE FAMILIE MATTHES ALS HEREN VAN HARINGCARSPEL
doordrs. P.H.M. Keesom, FCIL
Inleiding
Van 1813-1943 bezat de familie Matthes
(spreek uit: Mattus) de heerlijkheid Haring-
carspel. Deze familie geeft de indruk dit bezit
vooral als een geldbelegging te hebben
beschouwd. Een deel van de grond in
Haringcarspel was belast met tienden, een
soort vergoeding voor de Heer, die vaak de
grond had drooggelegd, aanvankelijk 10%
van de landbouwopbrengst, maar later
gefixeerde opbrengsten. Daarenboven moest
er betaald worden voor het doen van benoe
mingen of voordrachten. Weliswaar onder
zochten de heren Matthes deugdelijk de
kwaliteiten van de betreffende personen,
maar de bereidheid (extra) recognitiegelden1
te betalen speelde ook een belangrijke rol.
Opvallend is ook dat men kennelijk niet in
Haringcarspel kwam, ofschoon men daar wel
tot 1923 het heerlijk jachtrecht tot zijn
beschikking had.
Joan (Jan) George Matthes.
Geboren te Amsterdam 31 maart 1757,
overleden aldaar op 22 juni 1818.
Als zijn stiefvader, Paul Christian Fuchs lid
van de vroedschap van Haarlem, op 24 de
cember 1794 in Frankfurt am Main overlijdt,
dan kan Joan George Matthes zich in Den
Haag door de leenkamer van Holland met de
heerlijkheid Haringcarspel laten belenen2,
want die stiefvader had bij codicil van 6 maart
1793 t.o.v. notaris Paulus Huntum te Amster
dam, zijn heerlijkheid vermaakt aan zijn
stiefzoon.
Paul Christiaan Fuchs kon zijn op 29
augustus 1783 gekochte heerlijkheid
vermaken, omdat hij op 10 oktober 1783 van
de Staten van Holland octrooi had verkregen
om over zijn leengoederen te beschikken. De
Franse inval van begin januari 1795 verijdelt
die leenverheffing echter. Wel machtigt Joan
George Matthes t.o.v. notaris Huntum in 1795
de vermaarde jurist mr. Henricus Calkoen tot
het betalen van het recht van collaterale
successie3 wegens de nalatenschap van zijn
stiefvader. Bij plakkaat4 inzake de tienden
van 17 juli 1795 van het revolutionaire bewind
werden de (heerlijke) tiendrechten voorlopig
op de oude voet gehandhaafd. In 1799 dient
hij een request in bij het Departementaal
Bestuur van de Amstel om schadeloosstelling
te ontvangen wegens de afschaffing van de
heerlijke rechten bij artikel 24 der Staatsrege
ling der Bataafse Republiek van 1 mei 1798
(hoewel dit feitelijk al in 1795 was geschied.)
Die schadeloosstelling komt er "uiteraard"
niet. De familie Matthes was van Duitse af
komst en had in Nederland fortuin gemaakt
o.a. als vingerhoedenmaker. Joan George
Matthes was consul van het Koninkrijk
Hannover te Amsterdam (van 1714-1837 was
Hannover in een personele unie met Groot-
Brittanië verbonden sinds 1815 als Konin
krijk). Hij wordt als Heer vermeld in Neder-
land's Patriciaat. Als de Fransen in 1813 zijn
vertrokken krijgt hij in 1814 van de Commis
saris van het district Alkmaar aanwijzingen
hoe hij bestuurders van de heerlijkheid moet
voordragen met een advies over de te
benoemen ambtsdragers. De Grondwet der
Verenigde Nederlanden van 1814 sprak in
art. 81 weer van het bestuur van heerlijk
heden. Bij Koninklijk Besluit van 9 oktober
1816 (no. 104) werd het Reglement van
bestuur voor het platteland der provincie
Joan George Matthes van HARINGCARSPEL
miniatuuur op ware grootte, afgebeeld rond 1815.
(foto: iconografisch bureau)
Paul Christiaan Fuchs van
HARINGCARSPEL, miniatuur.
(3,3x3,0 cm.)
Silhouet met witte retouches
op Ivoor, afgebeeld rond 1785,
Sterft dec. 1794. foto:
Iconografisch bureau.
-13-