deze goederen kon houden. We hebben de
schuur die aan de
westzijde was verbrand,
daarom met grote
kleden en planken
dichtgetimmerd. We
hebben daar met
bedden een goede
slaapplaats gemaakt.
Ook hier was enige
gewenning nodig, want
door de vele openingen
in het dak waaide het
met de noordwester in
de "slaapkamer" net zo
hard als buiten, en was
het een en al klapperen
en schudden. Onze
trouwe hond had ook
een plaatsje gekregen;
hij was scherp op gelui
den die onraad zouden
kunnen inhouden. Piet
en zijn vrouw en kind
hebben ergens anders kamers kunnen
betrekken. Ik ging daar 3 maal per dag naar
toe voor het eten, en 's avonds ging ik naar
mijn 3-sterren-hotel. Het werk moest door
gaan omdat er toch nog kool op het land stond.
Verder moesten we constateren dat het
regenwater in de polder Heerhugowaard niet
meer werd weggepompt. De reden hiervan
was ons niet bekend; het zou kunnen zijn dat
de Duitsers bewust stukken onder water wilden
zetten, of dat er geen elektriciteit meer werd
geleverd. Hoe dan ook, het water steeg elke
dag enkele centimeters. Toen de sloten geheel
vol waren liep het water over de velden. Wij
hebben met laarzen aan door de modder
lopend nog zoveel mogelijk kool geoogst. Tot
wij tenslotte met een kleine schuit op een groot
meer voeren, en daarbij de rode kool zittend in
het bootje afsneden, voor zover deze nog
boven water stond. Wij oogsten toen kool zoals
vissers hun netten binnen halen In feite
onbegonnen werk en zeer vermoeiend, vooral
als je met laarzen door de modder moest
waden. Het troebele herfstweer was ook geen
bijdrage tot arbeidsvreugde.
Ik heb later dikwijls aan deze weken
teruggedacht. Het waren weken van
onwezenlijk getob; de herinnering bij mijzelf is,
alsof ik in een soort roes heb geleefd. Wij
hadden in de maanden daarvoor de grote
teleurstelling meegemaakt dat de doorbraak bij
Arnhem was mislukt en het grote offensief van
de geallieerden bij de grote rivieren was
Gezien vanaf boerderij de Reigerhof richting 't Kruis.
vastgelopen. En dat in een periode waarin wij
mochten aannemen, dat we spoedig zouden
worden bevrijd. In de jaren na de oorlog heb ik
vaak gedacht wat heb ik in die laatste periode
toch gedaan? Ik heb slechts herinneringen aan
water, modder, duisternis zodra de zon onder
was, moedeloze mensen, gebrekkige
behuizing, etc. En de dagelijkse constatering
"dat we er nog lang niet waren" en "wanneer
komt er nu een eind aan".
Naast de oogst van de kool op het land,
hadden we ook nog het probleem dat wij in de
herfst op een groot stuk land bloembollen
hadden geplant. Zoals bekend overwinteren
deze in de grond en komen in het voorjaar
prachtig tot bloei. Wagenaar heeft
waarschijnlijk gedacht dat de oorlog dan wel
zou zijn beëindigd. Wij zijn daar met 3 man
zeker weken mee bezig geweest. Nu in deze
herfst de polder langzaam veranderde in een
groot meer stond het bollenveld ook al spoedig
onder water. Niets doen betekende, dat we al
dat werk voor niets hadden gedaan. Wij
realiseerden ons echter dat wij Hollanders
waren, en dat wij al eeuwen hadden gestreden
tegen het water; het was in feite een mooie
kans om ons kunnen op dit gebied te tonen.
Optimistisch zoals wij zelfs op dat moment
waren, hebben wij rond het bollenveld een
dijkje gemaakt met een pompplaats waar het
water dan naartoe moest lopen. Na enige
dagen spitten zag het er bemoedigend uit. Met
een soort hefboom met een emmer kon je het
-7-