OUD-WARMENHUIZENAAR STEELT SCHAAP
Veroordeling oud Warmenhuizenaar Pieter Maartensz. Goudsblom wegens schapendiefstal.
De Minister van Justitie en Poiicie aan het College van Schepenen der stad Alkmaar veroordelen
als volgt.
Pieter Maartensz. Goudsblom geboren in 1771 te Warmenhuizen. Hij trouwde op 6 juli 1806 met
Antje Jans Obdam uit Rustenburg. Pieter woonde in 1809 aan de Westdijk (Omval) in de Schermer
en was van beroep dagloner. Hij overleed op 1 oktober 1812 te Alkmaar. Zijn ouders waren
Maarten Jansz. Goudsblom en Geertje Kluft. Bij de doop van Pieter was peet Trijntje Kluft
aanwezig. Zijn grootouders waren Jan Maartensz. Goudsblom en Marijtje Jans Glas.
Zondag 3 december 1809.
Er wordt aangegeven bij de politie dat 's avonds om 9 uur uit het land van Jan de Goyer aan de
Omval (Westdijk) een schaap gestolen is door Pieter Maartensz. Goudsblom. Er wordt een
onderzoek gestart.
14 december 1809.
Pieter wordt gearresteerd en wordt vastgezet onder het stadhuis van Alkmaar.
19 december 1809.
Verhoor op het stadhuis door de officier van justitie (de woorden van Pieter).
"Mijne ongelukkige misstap met oprecht hartelijk berouw, te zijn voort gekomen uit diepe armoede
en medelijden voor mijn ongelukkige vrouw en kinderen Jan en Maarten die niets tot voedsel
hadden, waardoor hij zich heeft geworpen in een poel van ongeluk het welk hij helaas doch te laat
penetreert.
Hij had geen geld omdat hij als dagloner niet kon werken op het land, omdat het te nat was. Sedert
5 weken had hij ai geen werk, daarvoor had hij gewerkt bij Frans Koolmeijer in de Schermer aan
de Noordervaart voor 15 stuivers per dag. Hij had de huid en het vet van het schaap verkocht aan
schoenmaker Hendrik Loback wonende bij de Friese Poort voor f2.-
Verklaring.
1 - de buurman had geroken dat er vet werd gesmolten en gehoord dat er gehakt werd in de
woning aan de Omval.
2 - de dienders van politie vonden de doofpot waar nog wat schapenvlees in zat.
3 - de schapenhuid wordt Pieter door de politie vertoond en hij bevestigt dit.
4 - de koper Loback moeten getuigen voor het gerecht.
De straf uitgesproken door de schepenen van Alkmaar.
De straf voor Pieter is aan een paal gebonden te worden en door de scherprechter met roeden
"strengeiijk te worden ghegeeseld". Voorts voor 10 jaar in het tucht- of verbeterhuis in Alkmaar om
met zijn handenarbeid de kost te winnen, en daarna te worden verbannen voor de tijd van 10 jaar
uit het Koninkrijk Holland.
De akte wordt ondertekend door de hoofdofficier van Alkmaar Andries Adriaansz. van der Leij.
Pieter zelf tekent met een merk (ten teken dat hij niet kon schrijven).
15 januari 1810.
Pieter Goudsblom gewoond hebbende aan de Omval en nu gedetineerd onder het stadhuis van
Alkmaar probeert gratie aan te vragen bij de koningin via zijn toe gewezen advocaat.
30 januari 1810.
Pieter Goudsblom, crimineel gevangene te Alkmaar, vraagt via een schrijven gratie aan voor het
stelen van een schaap met de navolgende woorden: "dat hij vanwege diepe armoede op 3
december 1809 heeft gestolen een schaap uit het land nabij zijn woning, gedragen naar zijn huis
en geslacht, een gedeelte daarvan met zijn vrouw en kinderen opgegeten en het overige in een
doofpot gelegd. De huid en het vet in de stad verkocht voor f2.- bij schoenmaker Loback aan de
Friese Poort".
-23-