rekening een plaatsvervanger aanstellen.
Wanneer er in de kerk gecatechiseerd werd
was hij mede verplicht antwoord te geven op
de gestelde vragen. Hij moest alle boodschap
pen doen die de predikant hem opdroeg, mits
die verband hielden met kerkelijke zaken. Ook
moest hij er zorg voor dragen dat de consis
toriekamer voor de kerkeraadsvergaderingen
naar behoren was ingericht.
Verder was het zijn plicht goed op de klok te
passen. Om de twee weken diende hij de kerk
schoon te vegen, de banken af te stoffen, de
vogeldrek er vanaf te krabben en de vloer met
zand te bestrooien. In de school moest hij
goede orde houden en "behoorlijke straffen
over de kinderen gebruiken".
's Morgens 8 uur moest het onderwijs
beginnen en 's middags om 4 uur eindigen.
Van 12 tot 4 uur moest hij de kinderen leren
lezen, spellen, schrijven en cijferen. Zowel bij
het begin als bij het uitgaan van de school
moesten twee psalmverzen worden gezongen.
Vooral mocht hij zich gedurende de schooltijd
niet bezighouden met eigen werkzaamheden,
's Zaterdagsmiddags moest hij de jeugd uit het
"een of andere christelijke boekje" catechi
seren en de vragen uit de Heidelberger
Catechismus overhoren.
Gedurende de hooitijd kon hij niet meer dan 14
dagen vakantie nemen. Mocht hij in speciale
gevallen vrij willen hebben, dan was hiertoe
toestemming van de burgemeester vereist.
Voorts was de schoolmeester verplicht om alle
werkdagen de kinderen, die in de spinbaan
werkten, te leren lezen, zonder hiervoor iets in
rekening te mogen brengen.
Het bijhouden van het doopboek werd ook aan
de onderwijzer overgelaten. In het wintersei
zoen moest hij "van dorpsturf (in die tijd bij
Schoorldam en Krabbendam gestoken) een
bequaam vuur aanleggen in de school om dan
met deszelfs kolen de kerkstoven te voorzien",
's Middags diende hij dan in de kerk een vuur
aan te leggen.
Tenslotte was het zijn taak om drie maal per
jaar op het kerkhof de "brandnetelen, stekelen
en doornen" af te steken, de schapendrek van
de straat bij de school af te zoeken en iedere
week het gras te wieden uit de opgaande
straat aan de Zuid- en Noordkant. Hoewel er
officieel geen leerplicht bestond, lette de
kerkeraad er toch scherp op of de kinderen
naar school gingen. Wanneer de ouders
ondersteuning genoten dan dreigde de kerke
raad direct de steun stop te zetten indien
schoolverzuim door kinderen bleek. In de
kerkeraadsvergadering van 1 November 1781
werd besloten Jan Schoenmaker en zijn
huisvrouw en Willem Schoesser voor de
kerkeraad te laten komen, om hen te onder
houden dat zij hun kinderen naar school
zouden zenden.
Op 15 Februari 1784 verscheen als
toekomstige onderwijzer te Schoorldam een
zekere P. Grunninge voor de kerkeraadsleden
die "examen" deed in zingen, schrijven en
cijferen.
Uit aantekeningen in de kerkeraadsverhande-
lingen omstreeks 1792 blijkt hoe werd gehan
deld indien de school-meester niet langer in
functie wenste te blijven. De predikant richtte
dan een schrijven tot de Heer (toen de
Vrouwe) met het verzoek naar een "goet en
bequaam koster en schoolmees-ter" te mogen
uitzien. Zoals op 10 Sept. 1792:
"Hoog Wel. Geb. Mevrouwe Anna Catharina
Rumpf Douariere Du Tour, Vrij Vrouwe van
Warmenhuysen, Crabbendam en Schoorl en
Schoorldam etc. etc. Als den E. Jaco Burnur,
het koster en schoolamt te Warmenhuysen
hebbende waargenomen, dog beroepen zijnde
te Haarlem en ons te kennen gegeven zijn
ontslag.
Daaromtrent gunstig van den Eerw. Kerkenraat
te hebben ontfangen so hebben wij onderge-
schrevene leden des Kerkeraats van u Hoog
Edelh. vrije heerlijkheid Warmenhuysen voornt.
dienstig geoordeelt U Hoog Wel. Geb. van
dese vacature kennis te geven en teffens te
berigten, dat wij geresolveert sijn in de
aanstaande beroeping van een ander koster
en schoolmeester tregt van U Hoog Wel. Geb.
in 't allerminst te sullen projudicieeren, maar in
alles volkomen op te volgen 't geen in de
voorgaande verkiesing van een koster en
schoolmeester is geobserveert, verzoekende
wij ondergeschreven leden des kerkeraats, dat
het U Hoog Edele wel gevalle zal mogen zijn,
wij de bequaamheden van deze en geene
persoonen gehoort en gezien hebbende
daaruit een beroep door ons mag worden
gedaan omme vervolgens ter approbatie aan U
Hoog Wel.Geb. te presenteren, in hoop dat
Godt almagtig dese vacature wederom gelieve
te vervullen, met een goet en bequaam koster
en schoolmeester ten genoegen der burgerij
en tot leering en stigting der Jeugt bequaam
zijnde, sullende God almagtig bidden U Hoog
Wel. Geb. te willen zegene in gesontheyt,
-20-