nog doen, kan ik nog ergens nuttig zijn". Zelfs
mijn verblijf in mijn 3-sterren-behuizing had
geen zin meer. Met Wagenaar en zijn vrouw
hebben wij toen het moment gekozen, dat ik
verder in Warmenhuizen het einde van de
oorlog zou moeten afwachten. De fietstocht
van Heerhugowaard naar ons huis in
Warmenhuizen, waar ik sinds het begin van de
onderduikertijd niet meer was geweest, moet
voor mij wel zeer emotioneel zijn geweest.
Merkwaardig is dat ik dat mij dat afscheid
nemen niet meer kan herinneren. Dit was niet
alleen afscheid nemen van de
Heerhugowaard, maar ook van de familie
Wagenaar waarmee ik zoveel moeilijke
situaties heb beleefd en waaraan ik zoveel
bijzondere herinneringen heb overgehouden.
Dat afscheid nemen moet ook voor de familie
Wagenaar emotioneel zijn geweest. Wij
hebben samen zoveel schokkende
belevenissen doorgemaakt. Van de fietstocht
naar huis weet ik ook niets meer, noch van
mijn thuiskomst. Ik moet de laatste weken in
een roes hebben geleefd. Nu zou ik weer naar
de woning van mijn ouders terugkeren, waar ik
zo lang niet meer ben geweest. Ik weet nog
wel dat ik tegen de avond naar huis ben
gefietst, waarbij ik er zeker van was in
Warmenhuizen niet te worden herkend. Het
nieuws zou zich onmiddellijk verspreiden,
"Klaas is terug". Allemaal buren op de stoep.
Ik heb mij geleidelijk maar weer vertoond.
Merkwaardig is dat ik de jaren na de oorlog
steeds meer ben gaan denken aan deze
bewogen periode; vooral het nadenken over de
vele nieuwe ervaringen welke ik heb
opgedaan. Het leven in
oorlogsomstandigheden, het aanpakken van
allerlei soorten werk, samen leven met een
gereformeerd gezin, het samen beleven van
allerlei gevaarlijke, ongelukkige en ook
gelukkige omstandigheden; ik heb nog steeds
het gevoel dat de effecten hiervan mijn leven
sterk hebben beïnvloed. Eenmaal terug in
Warmenhuizen, waren de hongertochten in
volle gang. Eenmaal thuis bleken er allerlei
tekorten, welke nog niet bij de fam. Wagenaar
bestonden. Daar hadden we toch altijd nog
groenten, vlees ed. ergens in voorraad.
Eenmaal thuis konden wij toch wel weer
middelen verwerven. Mijn moeder was daarin
zeer vaardig. Zij waste de kleding van de
slager en de slager beschikte uiteraard over
vet, en van dat vet kon je weer zeep maken.
Zulke vormen van ruilhandel werden door
iedereen op het platteland bedacht en
toegepast.
Eenmaal thuis heb ik mij direct als "werkman
voor alles" aangeboden en dat lukte wel. Er
was altijd ergens wat te spitten, hout te
hakken, mijn "gestaalde spieren" stonden daar
borg voor. Het "loon" bestond uit melk, vlees,
groente etc.; geld had geen enkele waarde.
Enkele weken later, toen de velden wat
opdroogden, heb ik enkele weken bij een
tuinder gewerkt. Zijn land had onder water
gestaan en toen dat eenmaal boven water was
gekomen en was opgedroogd, zag zijn land er
uit als een grijze betonbaan, als ware het een
gigantisch schoolplein. Ploegen kon niet; geen
machines of paarden om te trekken. Arie de
eigenaar zag alleen de mogelijkheid om het
met een steel met kleine wieder in kleine
stukken los te hakken. Wekenlang ben ik
daarmee bezig geweest op dit stuk grond, dat
bekend stond onder de naam Schager Weitjes,
van 7 uur tot 17 uur. Sindsdien weet ik wat
"eentonige arbeid" betekent. Wanneer ik nu
nog wel eens een stuk grond om moet spitten,
zeg nog wel eens "het is nog altijd niets
vergeleken met de Schager Weitjes". Bij
andere boeren in het dorp ben ik ook wel bezig
geweest met het rooien van bomen en het
verder zagen en kloven van het hout. In feite
verkeerde ik nog steeds in de status van
onderduiker.
Bestuurlijk was het land in een volkomen
chaos, waarin iedereen bezig was met het
"verwerven van eten". Ik deed dat dan met het
leveren van diensten. Mensen die nog over
sieraden, en kleding etc. beschikten ruilden
alles om voor voedsel. Tot de dag waarop het
zo nodige, zo zeer begeerde voedsel voor ons
volkomen onverwacht "uit de hemel kwam
vallen". Vliegtuigen die dit keer geen bommen
vervoerden, maar grote pakketten met
voedsel. Het was een bevrijding, in feite een
verlossing van een soort welke niemand ooit
zal vergeten. Het is duidelijk dat ik mijn werk
als loonwerker voorlopig maar gewoon ging
voortzetten. De vakmensen, de eigenaren van
winkels zouden hun taak weer oppakken. Ik
ben maar verder gegaan met houthakken,
waarbij ik toch voldoende tijd had om antwoord
op de vraag te krijgen "wat moet ik nu doen". In
alle boeken staat dan vermeld dat voor het
verwerven van een arbeidsplaats toch
tenminste moet beschikken over kennis en
enige ervaring. Ik heb op de mulo algemene
kennis opgedaan, geschiedenis en
aardrijkskunde, in kon zelfs bewijzen dat 4
gelijk was aan 5. Op het kantoor heb ik geleerd
een schrijfmachine te bespelen en tijdens "mijn
-9-