water goed ophijsen en over de dijk gooien. Dit
was de enige pompmethode, want een
machine bezaten wij uiteraard niet. Zonder nu
al te optimistisch te zijn over de haalbaarheid
van onze actie, zagen wij het toch wel zitten.
Wij maakten een pompschema waarbij wij
telkens een beurt namen en gingen aan de
slag.
Tijdens de werkdag waterscheppen was geen
probleem, maar naarmate het regende en
meer kwelwater in ons "poldertje" kwam, moest
de pompcapaciteit worden opgevoerd. Het
kwam zelfs zover dat wij op dag tijd te kort
hadden waardoor wij zelfs in het duister
moesten pompen. Na enige praktijkervaring
wisten wij al gauw hoe men tot het versje "twee
emmertjes water halen, twee emmertjes
pompen" was gekomen. Elektrisch licht was er
niet meer en zodra het donker was, zonder
maan en met bedekte hemel, was het dan ook
"aardedonker". Ook langs de horizon geen
lichtjes. In zo'n duisternis weetje dan bijna niet
meer wat onder en boven is. De weg naar ons
"pompstation" was enigszins gemarkeerd met
stokken waarlangs wij een draad hadden
gespannen, omdat je in het pikkedonker
anders de pomp niet kon vinden. Wij hadden
daaraan de naam "levenslijn" gegeven.
In dit verband herinner ik mij nog goed zo'n
donkere avond in december, voor de
kerstdagen; een situatie waarin je toch veel
fantasie moet hebben om aan de lichtjes van
Kerstmis te denken. Op dat moment kwam
mijn collega mij aflossen; mijn werktijd zat er
weer op. Die avond (toch wel een uitzondering)
was er geen gedreun van de Britse lancasters
op weg naar Duitsland. De piloten hadden
waarschijnlijk vrij gekregen, en waren blijkbaar
bezig met het optuigen van de kerstboom. Zo
stonden wij nog even te praten bij de waterput
over onze situatie. Hoe lang zou het nog zou
duren voordat wij ook weer naar huis zouden
gaan. Het zinloze waterscheppen en daarbij de
vraag of die bollen het wel zouden halen en
het volgend voorjaar in bloei zullen staan.
Zullen wij het zelf nog wel halen, zullen wij zelf
volgend jaar wel "in bloei" komen. Daar
stonden wij dan, twee jongens van 20 jaar,
beroep waterschepper in een wereld zonder
lichtjes, denkend en pratend over
toekomstmogelijkheden. Mijn collega, een
gelovige jongen, vond dit een situatie waarin
"je van God en de mensen verlaten bent". Hij
had het daar toch wel moeilijk mee. Ik liet hem
achter bij de waterput, en hij ging verder in de
poging onze bollen nog een kans te geven in
bloei te komen. Toen ik maanden later het
liedje hoorde "eens zal de Betuwe in bloei
weer staan", heb ik nog wel eens gedacht,
daar zijn "onze bollen" niet aan toe gekomen.
Dit gebeurde allemaal in dagen voor Kerstmis
in het bedrijf waar ik was ondergedoken.
Ons huis stond aan de spoorlijn vlak tegenover
het station van Heerhugowaard. Kort geleden
stond ik nog op het perron, terugdenkend aan
die bijzondere nacht voor Kerstmis. Ik heb
vanaf het station in de juiste richting een stukje
afgepast naar de plek waar onze
pompinstallatie was aangebracht. Ik kwam
daarbij uit bij een benzinepomp. Toch aardig
om te weten. Wanneer iemand mijn
"pompverhaal" niet gelooft kan ik altijd nog
zeggen "de pomp staat er nog," het verschil is
wel dat er nu benzine uit komt.
In de herfst zijn er uiteraard op het
gezamenlijke bedrijf heel veel aardappelen
geoogst, die toen nog in grote kuilen waren
opgeslagen. Ook om die reden was het nodig
dat er toch enige bewaking moest zijn. De
voedselschaarste bracht al veel mensen op de
been die met karren langs kwamen om alle
mogelijke levensbehoeften te kopen. Niemand
had zich uiteraard kunnen voorstellen, welke
drama's zich die winter nog zouden afspelen.
Uit deze periode herinner ik mij niet veel meer
over het oorlogsgeweld, met name over de
beschieting van treinen.
Sinds de spoorwegstaking was het
treinverkeer ook veel minder geworden, en
daardoor zag de Engelse luchtmacht het nut
niet meer in om boven Nederland te gaan
rondvliegen. De Engelsen waren niet erg actief
meer, maar dat gold uiteraard ook voor de
Duitsers. Zij waren uiteraard ook "druk met
zichzelf bezig", dat wil zeggen met het roven
en stelen, wat ze ook maar te pakken konden
krijgen. Hoe vaak kwam het niet voor dat
Nederlanders die met veel moeite (en kosten)
wat voedsel hadden verkregen, door Duitse
wachtposten werden beroofd. Voor
onderduikers was het voordeel, dat er geen
belangstelling meer voor hen bestond. Toch
was je er niet zeker van of er nog "ijverige
Duitsers" waren, die misschien een premie
kregen voor het aanbrengen van een
"werkman".
In deze weken waarin die bijna radeloze
"maatschappij" tot stilstand was gekomen (met
uitzondering dan van de hongertochten),
ontstond uiteraard de vraag "wat kan ik hier nu