kantoor gegaan; ik werd daar echter niet door de mij bekende ambtenaar ontvangen. Toen ik deze nieuwe man vroeg naar "mijn contactpersoon", bleek dat die man weg was. Na enig aandringen bleek dat het op het kantoor was opgevallen, dat er zoveel mensen waren "overleden" en juist in die ene groep. De map "overleden personen" was daarbij weer "boven tafel gekomen" en de overleden personen werden allemaal weer opgeroepen. "Mijn man" was echter tijdig op de vlucht geslagen, en had een onderduikadres gevonden. Hij kon op het kantoor zijn "nuttig werk" niet meer doen en was dus elders "onder de pannen gekomen". Alle betrokke nen waren nu echter "weer opgestaan" en mochten dus doorgaan "met het zoeken van een goede baan ergens in Duitsland". En zo stond ik enkele dagen later weer op het Arbeitsambt, ditmaal samen met mijn collega Piet Heneweer, die ook bij de Brandwaar borgmaatschappij werkte. Wij vernamen op transport te worden gesteld naar Pommeren. Dit is een bekend landbouwgebied dat thans in Polen is gelegen. De aanbiedingen werden steeds ongunstiger. Wij zouden daar worden aangesteld om aardappelen te selecteren; voor ons uiteraard een onzinnig vak. Wij protesteerden weer hevig "omdat wij geen bintje van eigenheimer konden onderschei den", zo wij beweerden. Geen commentaar, wij kregen een kaartje om volgende week te vertrekken, anders komt de politie jullie ophalen. Dat werd nu echt dringen. Het werd nu dan toch tijd dat wij moesten vluchten naar een of andere schuilplaats. Wij hadden overigens al wel eens gehoord van "onderdui ken". Op ons dorp liep ook een "onderduiker" rond, een jongen die her en der wat eten kreeg bij mensen. Voor deze mensen was door het verzet in Nederland eigenlijk nog niets georganiseerd. Collega Piet besloot, gezien de vooruitzichten te worden gearresteerd, toch maar te gaan. Later is mij wel bekend geworden, dat Piet overigens aan het eind van de dag van vertrek reeds in Dusseldorf was gestrand, opgehouden door luchtaanvallen. Terwijl hij daar op het Arbeitsburo om onderdak vroeg, kwam er toevallig aan de balie een man die kwam vragen om een hulptuinman. De ambtenaar op dat bureau, dacht toen "ik zit met Piet uit Oudkarspel" en stelde de man voor om Piet maar "mee te nemen" En zo kwam hij die avond in dienst van een kasteelheer op een landgoed in de buurt van Dusseldorf. Het bleek een land goed te zijn van een beroemde bouwmeester Prof. Fahrenkamp. Piet is daar verder geble ven en kwam ongeschonden de oorlog door; hij zat daar in Duitsland als vrij man. Op dat moment zat ik nog thuis in een zeer onveilige situatie. Ik was daar niet gelukkig mee. Ik was ik nog niet zover. Wij waren derhalve genoodzaakt een schuilplaats te maken, voor het geval ik door de politie zou worden opgehaald. Wij hebben toen gedacht maar iets "ondergronds" te maken. Een plaats onder de wc leek ons wel veilig. Wij hebben daarop onder de WC, de vloer eruit gezaagd, een kuil gegraven, een luik erop. Na een aantal malen oefenen bleek ik in zeer korte tijd onder de WC te kunnen verdwijnen; niet zo'n frisse plaats, maar het was voor een goed doel. Alle deuren werden van stevige sloten voorzien, zodat niemand zomaar kon binnen vallen. Maar onrustig werd het wel; wanneer we buiten hoorden lopen, verdween ik onder de WC. Een onhoudbare situatie, vooral wanneer je 's nachts wat hoorde, was de hele familie dan in rep en roer. Onderduikadres gevonden. Wij hebben gelukkig spoedig een adres gekregen van iemand in Tuitjenhorn, de heer Piet Borst, die de weg wist naar de zg ondergrondse in onze provincie. Hij gaf mij een adres van Cor Wagenaar in Heerhugo- waard die later bekend is geworden als districtsleider van de LO (de Ondergrondse). Daar ben ik toen per fiets naar toegegaan. Ik kwam daar terecht in een gereformeerd gezin, man en vrouw en 3 kinderen. Het bleek mij al spoedig dat Wagenaar een grote rol speelde in het verzet in Noord-Holland, 's Nachts ging hij dikwijls op weg op een motorfiets, voedselbonnen verspreiden, jood se mensen verhuizen en andere gevaarlijke acties. Ik heb in deze familie direct maar wat aangepakt, zoals huishoudelijk werk, om mij een beetje verdienstelijk te maken. Ik ben daar ongeveer drie weken gebleven. Het was voor mij ook de eerste keer dat ik in een gezin was, waar dagelijks voor en na de maaltijden werd gebeden. Wat in vele gezinnen lijkt op een ritueel dat nu eenmaal dagelijks aan de orde was, kwam voor mij toch wel over als iets bijzonders. Mede -14-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2006 | | pagina 16