Verder is een oost-west lopende kavelsloot aangetroffen. Deze kavelsloot is een 13e eeuwse opvolger van een verkavelingsys teem dat in de Vroege Middeleeuwen is ontstaan. Hartentorp maakte toen deel uit van een noord-zuid lopende ontginningsas, bestaande uit een reeks vlaknederzettingen op de oever van een natuurlijke geul, waar van slechts een klein deel zich verder heeft ontwikkeld tot een terp. De ophoging van de terp is uitgevoerd met plaatselijk gestoken plaggen, zoals bleek uit een reeks van rechthoekige kleikuilen aan de rand van de terp. Om de voor de ophoging geschikte klei te bereiken moest eerst het veen worden verwijderd, dat later weer werd teruggestort in de kuilen. Ook de 13e eeuwse kavelsloot is met kleiplaggen opgevuld om de terp te verbreden. In het kader van dit onderzoek is een uitge breid botanisch en zoölogisch onderzoek verricht, waaruit interessante resultaten zijn voortgekomen. Zowel uit de macroresten als uit het pollenonderzoek is gebleken dat, voorafgaand aan de terpophoging, er milieu omstandigheden heersten zoals die passen bij een midden kweldermilieu. Ook de monsters uit de 13e eeuw geven vergelijkbare milieu-indicatoren. In de economie van de nederzetting speelden gerst, rogge, vlas, raapzaad, duivenboon en erwt een rol. Gezien de aanwezigheid van aarspilfragmen- ten van gerst en rogge, kan ervan worden uitgegaan dat beide granen in de nabije omgeving werden verbouwd. Dit is opmerkelijk, omdat rogge in de Middeleeu wen voornamelijk op zandgronden werd verbouwd. Het onderzoek heeft in het geheel geen resten van fruit opgeleverd, wat past in het heersende beeld van nederzettingen in het kustgebied. Het zoölogische onderzoek heeft uitgewezen dat de bewoners een breed scala aan dieren hielden: runderen, schapen en/of geiten en mogelijk ook varkens. Verder zijn er botten van honden en katten gevonden. In aanvul-ling op het boerenbedrijf maakte men ook gebruik van de natuurlijke fauna, zoals blijkt uit de grote hoeveelheid visresten, mosselen en kokkels. Het voorgaande schetst een beeld van een uitgebalanceerd boerenbedrijf, dat in ruime mate zelfvoorzienend was. Het leven in het open kweldergebied bood ruime mogelijk heden voor landbouw, jacht en visserij. Over het contact met de buitenwereld zijn de aanwijzingen schaars. Er is sprake van een zekere hoeveelheid geïmporteerd aardewerk uit het Rijnland, maar dat zijn geen bijzonder heden voor nederzettingen uit deze periode. Verder heeft het uitvoerig zoeken met de metaaldetector op deze locatie weinig tot niets aan luxegoederen opgeleverd, hetgeen niet direct hoeft te betekenen dat het arme boeren waren, maar dat toch een bescheiden levensstandaard suggereert. Het terpencluster van Warmenhuizen vormt het restant van een tijdens de ruilverkave lingen in de jaren '60 van de vorige eeuw grotendeels verdwenen cultuurlandschap. De terpen zijn niet alleen als monumenten op zichzelf waardevol, maar hebben zoals uit het onderzoek is gebleken een duidelijke relatie met elkaar. De opgraving die plaats vond in 1977 gebeurde van 12 mei tot 8 september en werd uitgevoerd door de R.O.B. (Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek) Op deze plek aan de Noordzijde van de terp werden Bovenste afbeelding: Uit de terp J: randen, bodems, steel en oorvan blauwgrijs aardewerk; ongeveer 13e eeuw. Onderste afbeelding: Uit de terp J: zware bodems van twee grote grijze kommen, ongeveer 13e eeuw. -8-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2006 | | pagina 10