VERWARMING DER WONING OMSTREEKS 1900 We werden onlangs geconfronteerd met een plotselinge prijsverhoging van onze gasleverancier NUON. Het comfortabel verwarmen van onze woningen wordt een kostbare zaak. Bij het verwarmen van onze woning moeten we daarom met overleg te werk gaan om enerzijds de gasrekening betaalbaar te houden en anderzijds toch lekker warm te zitten. Het artikel uit het boekje "Boek voor Moeder en Dochter", volledig onderricht in alles wat eene vrouw als huishoudster en Moeder dient te weten uit 1902 is wel toepasselijk zo in de koude maanden van het jaar. Hoofdstuk III. Verwarming der Woning. 1. Kachels De vereischten voor een goede kachel zijn: 1e. dat zij voortdurend eene gelijkmatige warmte geeft; 2e. dat zij de brandstoffen zoo veel mogelijk geheel verteert; 3e. dat zij geen schadelijke gassen teruggeeft. De rooster, waarop het vuur ligt, moet niet te laag ofte hoog aangebracht zijn en de staven niet te ver van elkaar, anders vallen de kleine stukjes kolen onverbrand er door heen. Wat de kachelpijpen betreft, moet men toezien, dat ze niet doorgebrand en niet door roest of roet verteerd zijn. Zij mogen niet dieper dan 5 centimeter in den schoorsteen zitten. Korte pijpen zijn niet voordeelig, omdat dan de warmte nutteloos door de schoorsteen ontwijkt. Een flinke lange pijp doet dienst als tweede kachel. Men kan zelfs eene kamer op eene hogere verdieping ermee verwarmen. Dan moet men goed acht geven, dat de verschillende stukken der pijp goed in elkaar passen en dat het onderste stuk in het bovenste gestoken zij. Gaskachels en gaskomforen komen tegenwoordig veel in gebruik. In groote steden, waar het gas goedkoop is, zijn ze nogal voordeelig en besparen veel werk (gas uit een plaatselijke kolengasfabriek, red.). Petroleumkachels zijn minder voordeelig. Zij geven eene onaangename warmte en een kwalijken geur af, vooral als ze niet goed onderhouden worden. Petroleum komforen zijn bijna onmisbaar, vooral in den zomer. Zij moeten echter goed onderhouden worden, opdat zij niet walmen. Om kachels en kachelpijpen gedurende den zomer voor roest te bewaren, bestrijkt men ze met een mengsel van gele was, zwartsel en terpetijnolie. Als men ze weer in gebruik neemt, behoeft men ze slechts met een borstel af te schuieren. Wanneer in een kachel van gegoten ijzer een barst is gekomen, kan men dien volgenderwijze dicht maken. Men maakt een deeg van fijn gestampte houtasch, klei, keukenzout en water. Met dit mengsel vult men de spleet. Als de kachel heet wordt, wordt de massa hard. Een grote wortel voor het paard van Sinterklaas. 2. Brandstoffen. Als brandstoffen worden voornamelijk gebruikt: vette of magere steenkool, anthraciet, cokes, bruinkool- of andere briketten, steenkoolgruis gemengd met klei, turf, hout en houtskolen. 1. Vette kolen branden gemakkelijk, doch geven meer rook en roet dan magere. 2. Anthraciet is wel duur, doch geeft grootere hitte en brandt bijna zonder vlam of rook. 3. Cokes ontwikkelen groote warmte, vooral als ze met andere kolen gemengd worden; men moet ze echter eerst wat bevochtigen. Waar gasfabrieken zijn, kan men ze zeer voordelig koopen. 4. Briketten, hout en turf zijn wel prettig in het gebruik, doch doorgaans niet voordeelig. 5. Kolengruis met leem of klei gemengd is eene voortreffelijke brandstof. -31-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2005 | | pagina 33