blik ging dan in de pijp. Het carbid maakten wij nat, waardoor carbidgas ontstond, en dit werd met een
lucifer aangestoken. Het groenteblik was het projectiel
Ja dat waren de dagen van de grote offensieven tegen de oerwouders. Aan de jeugdjaren denk ik nu
nog met groot genoegen terug, zelfs nog aan allerlei details, Hoe wij op zondagmiddag altijd om 4 uur
met een groepje bijeenkwamen bij bakker Dissel. Hij verkocht dan snoepgoed met verkoopwaarden
tussen de 1 en 7 cent. Mijn "weekloon" was 2 cent, ik was dan ook de zoon van een werkman; zonen
van een boer met veel vee kwamen wel tot 5 cent. In de zomermaanden was er altijd een tweede
mogelijkheid om het weekloon te besteden. Op zondag kwam er altijd een ijscoman (Dudink) uit
Alkmaar met een bakfiets om bij ons ijs te verkopen (dit was toch 13 km weg)! Wij kochten dan een
ijsje van 2 cent. De man deed daar de hele dag over, langs Koedijk. Over het feit dat de een meer
snoep kon kopen dan de ander hebben wij ons nooit druk gemaakt. Volwassen mensen deden dit ook
niet. Toch was in die tijd enig statusverschil wel merkbaar. Opvallend was overigens dat er in de
twintiger/dertiger jaren door de jeugd zo weinig aan sport werd gedaan, zoals gymnastiek en
voetballen, dat nu zo populair is. Wel was er een gymvereniging.
Ook bestond de voetbalvereniging VIOS, maar deze was destijds opgericht door een groep rooms-
katholieke mensen. Hierbij werden alleen leden van rooms-katholieke gezinnen toegelaten. Hoewel de
pastoor en de dominee wel met elkaar spraken over deze scheiding in de sport, heeft het zeker tot na
de oorlog geduurd tot andersdenkenden bij VIOS werden toegelaten. Warmenhuizen was voor 75%
rooms-katholiek. De rest was hervormd, gereformeerd of geen godsdienst. In feite wilde de bevolking
deze scheiding ook behouden, het was een lang bestaande traditie, waar men gewoon aan vast hield.
Dit begon in feite al op zeer jeugdige leeftijd.
Zo kon het ook gebeuren dat mijn beste vriendje waar ik jaren mee speelde, op de dag waarop hij zijn
zesde verjaardag vierde, tegen mij zei "ik mag van mijn vader en moeder niet meer met je spelen".
Gevraagd naar het waarom, wist hij daar ook geen antwoord op. Mijn ouders vonden dat ik dan maar
met een ander vriendje moest gaan spelen. Voor hen was het duidelijk, zo was het nu eenmaal. De
kleine gemeenschap was t.a.v. verenigingen, scholen en andere organisaties nogal gescheiden. Zover
ik mijn jeugdherinneringen kan omschrijven, denk ik terug aan een plezierige jeugd met belevenissen
waar ik met veel genoegen aan terugdenk. De lezer van deze tekst zal wellicht wel tot de conclusie
komen, dat wij geen lieverdjes waren. Wij waren geen vandalen. Nimmer hebben wij vogelnesten
vernield, nooit palingfuiken leeggehaald, nooit fietsen of andere goederen gestolen. Integendeel, wij
hebben dikwijls stokken gezet bij een nest, als teken "hier broedt een vogel". Toch een bewijs dat er
een beginsel van natuurbescherming in zat. Wat ik in dit verband later toch wel merkwaardig heb
gevonden, was het feit dat wij als jongens allemaal een doos hadden met vogeleieren (1 per soort
vogel). Je deed er wel jaren over voordat je van elke vogelsoort een ei had verzameld. Door onderling
ruilen werd de verzameling compleet, als ware het een postzegelverzameling.
Vaak denk ik aan de periode van het kind zijn, als een tijdperk hoe eenvoudig het leven toen nog was.
Als voorbeeld noem ik de tijdbesteding, ook voor ouderen. Tegenover ons huis stond een schuur met
daarvoor een grasveldje van de familie Tesselaar (deze gebroeders, zeer bekend onder de bijnaam De
Ruttels). Dit veldje werd in de zomeravonden altijd door de mannen gebruikt voor het zg streepgooien.
In het midden van het veld was een streep getrokken, met de bedoeling centen vlak bij de streep te
gooien. Winnaar van de centen was dan de man die zijn cent het dichts bij de streep had. Dit werd
zomers altijd op zaterdag/zondag gespeeld. Nog herinner ik mij als kind (je moest altijd heel vroeg naar
bed), de juichkreten van de mannen wanneer zij hun winst konden opstrijken. Ook het verkeer op de
weg was het uiterst rustig. Een bezigheid van de jeugd was dan ook het opschrijven van de kentekens
van de passerende auto's. In die tijd was het een kwestie van lange tijd alvorens er weer een
nummerbord kon worden genoteerd. Het autoverkeer was overigens al jaren eerder begonnen, toen
notaris Bax uit Haringhuizen als eerste in West-Friesland een auto had aangeschaft. Deze auto was
ook in Warmenhuizen bekend als "de stoomwagen van Bax". Wanneer men de auto van Bax in
Kalverdijk hoorde aankomen liet iedereen het werk liggen om de stoomwagen te zien "voorbij stomen".
Wordt vervolgd.
16