stukken land, doorsneden met duizenden brede en smalle sloten. Het was dus zeer waterrijk, en daarom was het ook rijk aan vogels, zeker ook t.a.v. watervogels. De dorpsweg liep slingerend door en langs het gebied, bestaande uit eilandjes. Veel huizen lagen dan ook aan een sloot en een groot aantal huizen had dan ook een aanlegsteiger voor een klein schuitje of een grote schuit, een zg. praam. Het gebied bestond grotendeels uit landbouwgrond; er was dichter bij het dorp ook veeteelt. De pokier Geestmerambacht lang ong. 13 km, en breed 10 km. zonder een enkele weg. Het gehele gebied was a.h.w. zo sterk doorsneden met grote en kleine sloten, waardoor in feite 25000 afzonderlijke stukken land waren ontstaan en kon er dus gesproken worden van 25000 eilanden, ledereen die naar zijn stuk land wilde gaan, moest dit derhalve doen met een bootje. Bij het vervoer van producten, koeien etc. met een grote schuit; dat betekende het voortduwen met een lanqe vaarboom, de kloet genoemd. Dat betekende ook dat alle producten, kool aardappelen, uien en graan na het oogsten per boot naar het dorp werd gebracht. Dit gold ook voor paarden en voor koeien die gemolken moesten worden. Nog herinner ik mij zeer goed, dat op de zomerdagen iedereen 's morgens naar zijn land ging Wanneer je dan om zes uur op je eigen aanlegsteigertje stond, zag je alle buren de kloet pakken, die altijd tegen de muur van de koolschuur stond. En dit gebeurde in de zomerperiode altijd klokslag 6 uur Je hoorde de buren nog even wat informatie uitwisselen over het weer, over de prijs van de tandbouwproducten, en dat allemaal in het zangerige West-Fries. Nog even hoorde je het plonzen van de kloeten in het water en na enkele minuten was iedereen in de lage ochtendnevel boven deze waterwoestijn verdwenen. Dit beeld herhaalde zich precies 12 uur later exact om 6 uur 's avonds in omgekeerde richting, waarna iedereen weer aanmeerde, al dan niet met producten van zijn land Dit vervoer was zeer tijdrovend, en in feite weinig effectief. Deze situatie is nu totaal veranderd, omdat de gehele polder zogenaamd is "verkaveld"; kleine stukken zijn bijeengevoegd; men kan nu met grote machines werken en men kan het land per auto bereiken. Helaas is er een uniek gebied verloren gegaan, dit handhaven zou echter alleen al om economische redenen, onmogelijk zijn geweest. Slechts enkele honderden stukken heeft men behouden als een stuk historie, om het nageslacht te taten zien hoe het ooit is geweest. Een museum, de Broeker Veiling toont nog hoe het was. Dit proces van groenten telen en de producten verkopen herhaalde zich jaar in jaar uit. Het hoofdproduct was kool, rode kool veelal voor export en ook witte kool voor het produceren van zuurkool. De zuurkoolfabricage was destijds in 1920/30 een bekende industrie in Warmenhuizen De witte- resp. denekool werd daar versnipperd, daarna in betonkelders in de herfst opgeslagen en vermengd met zout. Een aantal mannen op klompen (zuurkooltrappers) liepen steeds over de kool om een goed gistingproces op gang te krijgen. Zuurkool werd in die tijd ook zeer veel aan het buitenland verkocht. Het gold toen ook reeds als een gezond voedsel. Bewaarkool werd opgeslagen in de vele schuren die nu nog kenmerkend zijn voor dit gebied. Voor de telers betekende de herfst en de winter veel werk om de kool "schoon te houden" De kool die in de schuren werd opgeslagen in lange stapels van 1 bij 2 meter hoog, betekende steeds weer elke kool opnemen om kleine rotte plekjes weg te nemen. Nog zie ik dat beeld voor ogen van de tuinders die onder lamplicht kleine rotplekken zorgvuldig met een mesje uitsnijden, elke dag kool voor kool en stapel voor stapel in een ruimte die zo koel mogelijk werd gehouden om het rottingsproces tegen te houden. En dat in een stilte wegens het ontbreken van een programma van arbeidsvitaminen van een radiozender. Een wereld van stilte, van kilte, waar de Schager Courant een beetje nieuws bracht, waardoor er bij de mensen nauwelijks emoties van enige vorm voorkwamen Dit veranderde dan plotseling wanneer het begon te vriezen. Je zou verwachten dat alles wat nog leefde zou verstarren maar integendeel. De tuinders lieten de stapels kool in de steek en gingen naar de veiling en dit was verklaarbaar. De vrieskou deed de groenten in Duitsland bevriezen en dat veroorzaakte een grote vraag naar bijv. rode kool. De prijzen gingen dan flink omhoog en daar moesten de tuinders uiteraard van profiteren. Dat was dan het einde van een proces van kool planten, het bewerken van het land met de wieder en de schoffel, het oogsten tot het naar de veiling brengen, dat dan 3/4 jaar had geduurd. Het was een productieproces met veel handwerk, het moeizame proces om alles per schuit te transporteren (ook handwerk), en dan aan het einde van dit proces er maar op rekenen dat het product inderdaad op de veiling kon worden verkocht. Dat gebeurde zeker niet elk jaar. De omstandigheden waren in die periode economisch gewoon slecht. Natuurlijk bewerkten de tuinders hun land, en gingen met dit proces door tot de kooi (smetteloos) naar yeJ|in9 W0|"den gebracht. Maar helaas. .het gaat niet elk jaar hard vriezen, ook toen dus al niet! De tuinders moesten tenslotte toch voor lage prijzen veilen. De met zorg schoongemaakte kool ging naar de veiling hopende dat een inkoper de kool kocht. Werd de kool niet verkocht, dan waren de tuinders genoodzaakt de producten ergens op een enorme hoop te gooien en dan ontvingen ze van 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2004 | | pagina 16