JEUGDHERINNERINGEN. VAN KLAAS VLAM WONENDE IN WARMENHUIZEN VAN 1923 TOT 1947 Gedurende mijn levensjaren heb ik mij dikwijls verbaasd over het feit dat ik nog leef. Een conclusie waarmee een verslag zelden begint. Ik doel hierbij op voorvallen waarbij ik "door het oog van een naald ben gekropen". Het zijn van die "bijna ongevallen", die best slecht hadden kunnen aflopen. Ik kan mij zulke situaties nog herinneren uit mijn kleutertijd, of beter gezegd, de gevallen welke ik later van mijn vader en moeder heb vernomen. Om nu hierbij een tweetal gebeurtenissen te noemen. Toen ik nog een kleuter was, was mijn vader meelmolenaar in het dorp Warmenhuizen. Gezien het feit dat een meelmolen toch altijd een interessant bedrijf was, is het begrijpelijk dat ik nogal eens werd meegenomen naar de molen waar het graan werd binnengebracht om tot meel te worden gemalen. Voor dit proces van meel produceren zal ik gezien mijn leeftijd geen belangstelling hebben gehad, maar voor de tarwekorrels had ik wel interesse, want ik weet nog vaag, dat ik deze korrels verzamelde. In de molen waren uiteraard allerlei gereedschappen opgeborgen en stonden er allerlei apparaten die ronddraaiden en stangen die heen en weer bewogen. Zolang ik in de molen was, zorgden mijn vader en moeder er zeker wel voor dat mij niets kon gebeuren. En toch was er een voorval dat mij bijna fataal is geworden. Boven in de molen was er nl. een luik aangebracht waardoor men helemaal boven in de molen kon komen. Aan dat luik hing een tegengewicht waardoor men het luik gemakkelijk kon openen. Niemand heeft zich ooit gerealiseerd dat dit tegengewicht bestaande uit een ijzeren pen aan een stukje touw wel eens naar beneden kon vallen. Maar terwijl ik als kleuter beneden tarwekorrels verzamelde, brak het touw en viel de staaf ijzer naar beneden, en wel precies naast mijn kleuterbolletje; ik liep maar een klein "schampschot" op. Een of twee centimeter verder zou fataal zijn geweest. Dat was uiteraard maar op het nippertje. Mijn vader (hevig geschrokken) was in zijn zenuwen erg boos, dat "iemand zo onvoorzichtig was geweest een stuk ijzer aan een stukje touw te binden". Hij realiseerde zich daarbij heel goed dat die ijzeren pen al lange tijd als een soort guillotine boven zijn hoofd en die van anderen had gehangen. Dat hij zelf schuldig was, drong van de schrik niet tot hem door. Ongeveer in hetzelfde jaar beleefde ik nog zo een hachelijk avontuur. Ik speelde onder de hoede van mijn zeer zorgzame moeder op een stukje weiland. Op een weide daarnaast graasde een paard, en er zou niets gebeurd zijn, ware dat paard niet opgeschikt, waardoor dit beest op hol sloeg, dwars door de afrastering. Het paard rende vlak langs mijn moeder, ging praktisch over kleutertje Klaasje heen, waardoor het kleutertje door de hoeven werd geraakt. Het veroorzaakte slechts een schaafwond aan mijn hoofd, maar je moet er niet aan denken, dat de paardenhoef iets lager zou zijn geweest. Ook hierbij mag je wel stellen, dat was ook weer "'het bekende oog van de naald." Ik zou dan nooit bij de PTT hebben gewerkt, zou ik mijn vrouw Rie nimmer hebben ontmoet, en ik zou dan nooit met vakantie naar Terschelling en Java zijn gegaan en tenslotte zou ik mij nimmer bezig houden met het schrijven van mijn jeugdherinneringen. Was het destijds een aanwijzing dat mijn levensloop niet veel goeds zou inhouden? In feite had mijn jonge leven niet zo'n hoopvolle start. Gelukkig is het later beter verlopen. Familie omstandigheden. Voor de oorlog, in de dertiger jaren dus, woonden wij op de Oostwal in een blok woningen van vier stuks, naast de garage van Arie de Geus. Dat blok woningen was bij iedereen bekend als de Witte Bioscoop, een benaming waarbij ik nog steeds een vraagteken zet. Met mijn ouders en mijn zus Fien heb ik een gelukkige jeugd gehad, ondanks het feit dat mijn zus vaak ziek was. Een goed gezin, weinig rijkdom, wij waren daarmee geen uitzondering. En daarom vielen wij in de gemeenschap van Warmenhuizen-Noord niet op. Berucht waren de jaren waarin de landbouwproducten als kool, aardappelen, uien etc weinig geld opleverden. De landbouw gronden waren al sinds de inpoldering van het Ambacht door ontelbare sloten versnipperd in duizenden kleine stukken, waardoor al het werk "met de hand" moest geschieden, en dat gold met name ook voor het vervoer van mensen, vee, paarden, producten. Wanneer ik nu nog terug denk aan het dorp Warmenhuizen, waar ik tot mijn 18e jaar woonde, heb ik het voorrecht gehad in een zeer interessante plaats te wonen. Warmenhuizen toen nog een zeer waterrijke plaats. Vroeger lag dit mooie dorp met nog enkele andere dorpen zoals Noord en Zuid Scharwoude, Koedijk, Tuitjenhorn, Oudkarspel langs de oever van een meer, het Geestmerambacht. Na de drooglegging lagen deze dorpen dus rond dit drooggemaakte gebied, waarbij het wel kenmerkend was, dat deze polder later nimmer is bebouwd en dat er destijds ook geen wegen liepen. Het gebied bestond in feite uit kleine 13 i

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2004 | | pagina 15