1
m
Het ontstaan van de staande klok
Wie het eerst een staande klok maakte, de Engelsen of de Hollanders, is moeilijk te achterhalen. Vast
staat wel dat Christiaan Huijgens in 1656 voor het eerst de slinger gebruikte als regelorgaan voor een
uurwerk, toen nog met spillegang. De slinger was vrij kort, ca. 15 cm, en werd voor het eerst in de
zogenaamde Haagse klokjes ingebouwd door Salomon Coster, een klokkenmaker die samenwerkte
met Huijgens. Huijgens heeft overigens ook de spiraal uitgevonden.
Het idee van de slinger werd door de in Holland werkende Engelse klokkenmaker Fromanteel mee
naar Engeland genomen. De uitvinding van het anker in 1675 door William Clement maakte het
mogelijk om uurwerken te maken met lange slingers en een kleine uitslag. Zo zou de eerste staande
klok met lange slinger ontstaan kunnen zijn. Rond 1675 of iets later togen nijvere Engelse
uurwerkmakers naar het vasteland en vooral naar Holland, naar Rotterdam en Amsterdam. Daar
introduceerden ze het staande horloge, toen nog met smalle kast en vierkante wijzerplaat.
De stijl van de meubels en klokken veranderde begin 18de eeuw, waarschijnlijk mede onder invloed
van de uit Frankrijk gevluchte Hugenoten. Veelal betrof het ervaren ambachtslieden. Een man die
zeker van invloed geweest is op de stijlverandering in meubels en klokken was Daniël Marot,
bouwmeester en kunstenaar, die in 1686 naar Nederland vluchtte. De klokken voor 1725 waren strak
en recht (Lodewijk XlV-stijl), rond 1760 werden ze uitbundiger en rijker uitgevoerd (Lodewijk XV-stijl).
Rond 1790 werd de uitvoering weer rustiger (Lodewijk XVI-stijl, Empire).
De klokken- en instrumentmakers hebben in de 18de eeuw een belangrijke bijdrage geleverd aan de
economische bedrijvigheid, vooral in Amsterdam. In de tweede helft van de 18 de eeuw waren er
ongeveer 200 klokken- en instrumentmakers in de hoofdstad, buiten de hulpen. Dit aantal nam sterk af
rond 1795 en omstreeks 1807 was het met de klokkenmakerij praktisch gedaan. Door het afnemen van
de economische bedrijvigheid rond 1790-1800 kwam het voor dat staande horloges in onderpand
werden gegeven bij winkeliers, grutters en bakkers, als borg voor openstaande rekeningen.
De kosten van een staande klok rond 1760
Er zijn meerdere klokken terugge
vonden waarbij de originele nota nog
in de klok was opgeborgen. Naar
analogie van andere klokken kunnen
we vermoeden dat de klok van Pieter
Wijdenes ongeveer 180 gulden zal
hebben gekost. Er is een nota voor
een dergelijke klok bewaard geble
ven. Het totaalbedrag van 180 gulden
was als volgt opgebouwd:
aan t tuys brengen 1,-
aan d kast 44,-
voor t graveren 7,-
voor t vernissen 6, -
voor d Beelde met t vergulde 20, -
voor Glas in d kast 2,-
voorgewigte 11,-
voor d 2 Clokkies 4-
voor Coper staal en andersins 25,-
voor verdiende arrebijdtsloon 60,-
160,-
somma
Wijzerplaat van de klok.
De signatuur:
'Piet Wydenes Alckmaer'
is onderaan goed zichtbaar.