De terugkeer 40 jaar later. Er is al gemeld dat drie van de bemanningsleden in 1994 naar de plek des onheil zijn teruggekeerd. Het waren Ernest Gavitt, Charles Arnett en Donald Pierce. Een bijzonder moment vormde het bezoek aan mevrouw Bleeker van de Selschardijk, want direct na de crash werden zeven bemanningsleden naar de boerderij van Bleeker gebracht. Maar korte tijd later kwamen de Duitsers die de ze naar Amsterdam afvoerden. Mevrouw Bleeker: "ze zijn allemaal even binnen geweest, voordat ze werden weggehaald. Eén soldaat huilde. Ik gaf hem een zakdoek en hij zei 'dank u wel'. Dat is iets wat je altijd bijblijft". Bij de crash kwam beman-ningslid Robertson kwam om het leven. Mevrouw Bleeker. "die dode jon-gen heeft twee dagen in de modder gelegen. Ik heb staan huilen voor zijn moeder bij zijn begrafenis. Ze beg roe-ven hem in een witte kist bij het kerkje in Eenigenburg, een kist zonder een likje verf'. Na de oorlog is Robertson herbegraven in Amerika. Een propel-lorblad van de Boomerang staat nog in de tuin bij het voormalige huis van mevrouw Hof aan het Kalverdijker- laantje in Kerkbuurt. Tegenwoordig woont een zoon van mevrouw Hof in het (inmiddels vernieuwde) huis, het propellorblad staat er keurig opgesteld nog steeds in de tuin. Mevrouw Hof: "ik weet hoe het propellorblad bij haar in de tuin is beland. Een van mijn broers heeft in een nacht een propellorblad weggehaald en in een slootje verborgen. Na de oorlog hebben ze het in de tuin van het ouderlijk huis van mijn man neergezet. Met de tekst 'Boomerang, gevallen 19 mei 1944' erbij". DE HAVEN VAN KRABBENDAM Uit het resultaat van opgravingen is gebleken dat te Krabbendam de haven heeft gelegen (Floris V noemt het de Nieuwe Haven), waar bouwstoffen voor de burcht per schip aankwamen en werden overgeladen om verder naar de bouwplaats te worden vervoerd per kleiner schip. Een stukje van de Noorder-Rekerdijk, tussen de Oude Schoorlse Zeedijk en het perceel Kerkpad 2 aldaar, moet in de 13e eeuw zijn aangelegd. Het maakte destijds deel uit van het Meer van Putten (de naam houdt verband met Petten) dat met de zee in verbinding stond. Het water aan de oostzijde van die nieuwe aangelegde dijk moet 1270 als haven hebben gefunctioneerd. Vermoedelijk stond daar ook een kapel. Op de plek van de haven werden de jukpalen over een lengte van ruim 40 meter aangetroffen. Die palen hadden gediend om de loopsteigers te dragen, die in de haven uitstrekten en waaraan de schepen konden meren om te worden gelost en eventueel geladen. De aanhechtingen van de dragende loopvlakken en de steunbalken die ze droegen, zaten nog aan de palen bevestigd. Op de bodem van de haven 2,25 meter onder A P. lagen massa's scherven uit de opeenvolgende eeuwen. Het meest opmerkelijke was wel de roodpaarse leisteen, dat onder een laag veen op de bodem werd gevonden. Die leisteen is van dezelfde soort als die op de bebouwing van Nuwendoorn. Leisteen uit Engeland (Cornwell), naar hier vervoerd en als dakbedekking gebruikt. Een ander geïmporteerd artikel bleek het Jacoba-kannetje te zijn, waarvan talrijke brokken en bodems over boord waren gegooid en die duidelijk bij het verladen in het ruim van het schip waren gebroken. Er moet daar nog heel wat op de bodem liggen. In het visrijke Krabbendam zal de haven door de plaatselijke vissers als thuishaven zijn gebruikt. 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2004 | | pagina 18