m BOERDERIJ SINT MAARTEN Deze boerderij in St. Maarten met voorhuis wordt bewoond door de fam. Spaan en Folkerts. Wanneer deze prachtig gerestaureerde boerderij gebouwd is, is niet precies bekend. Maar op een kaarttekening van Zoutman uit 1665 staat hij reeds. In 1829 is de boerderij verbouwd en vergroot, hij kreeg een dubbel vierkant. Toen bleek ook dat de huidige stolp op de fundamenten van een vorige, kleinere be huizing is gebouwd. Er werd in de loop van de jaren nogal wat ver bouwd en aangebouwd. Zo wer den in 1885 het huisgedeelte gerenoveerd en werden grote schuurdeuren geplaatst. Tot aan de verkaveling gebeurde er weinig omdat toen alles over de weg werd aangevoerd wat voor die tijd over het water moest gebeuren. We weten dat de boerderij o.a. werd bewoond door fam. Groen veld, fam. Kossen en de echte laatste boer was P. Woudstra. De beide families die er nu wonen be wonen een schitterende boerderij in het centrum van St. Maarten. Het is bekend dat onze mooie stolpboerderijen ook kwetsbaar zijn. Vooral hun rietgedekte piramide daken zijn brandgevoelig, denk b.v. alleen al aan blikseminslag. Maar ook van binnenuit loerde het gevaar, namelijk wanneer het hooi was binnen gehaald. Door de druk van de massa hooi liep de temperatuur op en kon het hooi binnenin de hooiberg door het nog aanwezige vocht gaan broeien. Dit ging soms gepaard met een min of meer typische geur. Onder etenstijd werd er dan door de vrouw des huizes, die meende iets te ruiken, wel eens aan haar man gevraagd: "heb je al eens op het hooi gekeken?" Meestal volgde dan een ontkennend antwoord, maar een week later moest er dan toch wel gekeken worden, de buurman werd er bij gehaald, en met elkaar werden de problemen welke zich in het vierkant voordeden met elkaar besproken. Werd het nog even afgewacht of moest er ingegrepen worden en moest er worden "gestoken". De temperatuur in het hooi kon hoog oplopen tot 60° of 70° C. en nog hogere temperaturen waren soms geen uitzondering. Brandgevaar ontstaat wanneer het hooi bij die hoge temperatuur helemaal droog is en er lucht kan toetreden. Het begin van de broei is zichtbaar aan de waterdamp die vooral aan de bovenkant uit de hooiberg komt. Het overtollige vocht broeit er als het ware uit. Ook is een typische broeilucht waarneembaar die scherper wordt naarmate de temperatuur hoger en het hooi droger wordt. Vanwege het broeigevaar hadden de meeste plattelandsgemeenten een z.g. hooisteker aangesteld die gevraagd, maar ook ongevraagd, het hooi kwam peilen. Wanneer het goed en serieus gebeurde gaf ook de brandverzekering zelfs een reductie op de premie die betaald moest worden. Maar het omgekeerde gebeurde ook: wanneer de adviezen van de hooisteker niet werden opgevolgd en er ontstond wel brand, dan werd er wel een hartig woordje gesproken voor het tot een uitkering kwam. Het peilen gebeurde met een z.g. hooi-ijzer, met een lengte van ca. 3 meter. Aan de onderkant was een kleine weerhaak. Bij het terugtrekken van het ijzer ging dan een plukje hooi mee en kon men zien hoe de kleur van het hooi in het midden van de berg was. Bij sterke broei zag dat bruin tot soms bijna zwart. De zwarte kleur was een aanwijzing dat het bijna verkoold was en het brandgevaar reëel aanwezig. Het ijzer werd van bovenaf maar ook vanaf de zijkanten in het hooi gedreven. Het gebeurde met een zware slaai of ijzeren voorhamer en het werd er weer uitgetrokken na verloop van 10 tot 15 minuten. Dat uittrekken was tweemans werk en vooral wanneer het heet was niet zo prettig. Het ijzer IÜ'; \9êÊ li HOOIBROEI 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2003 | | pagina 8