huurbakfiets werd overigens snel vervangen door een eigen bakfiets. Als dat ding, volgeladen met groente en fruit, werd voortbewogen door de kleine Siemen was de bestuurder vaak onzichtbaar. Meerdere malen kreeg hij dan ook een bekeuring omdat hij nog niet de vereiste leeftijd van 16 jaar had. De reis ging dan, naast het dorp in de rondte naar Krabbendam, De Zijpe, Schoorl, Catrijp, Groet en Camperduin. Dat waren zware tijden. De weg zag er toen immers iets anders uit dan nu. Geen glad asfalt maar in feite een puinstrook met in het midden een klinkerbaan voor de paarden. Vooral de Oude Schoorlse Zeedijk, die loopt van Krabbendam naar Zijpersluis was wat dat betreft een ramp. Dat was toen nog gemeente Schoorl en werd door die gemeente ook echt behandeld als "buitengebied". Vele malen gebeurde het ook dat hij, om bij 't Bosje de Westfriesedijk op te komen, werd geholpen door de jongens van Van den Berg of dat hij om uit de Fabriekstraat de brug bij Jane te nemen door de kinderen van Jongejan of Mosch een handje toegestoken kreeg. Zo ging dat in die tijd. Helpen was gewoon. De periode met de bakfiets duurde tot 1941. In de periode van de oorlog was er gewoon geen handel en had het dus ook geen zin om langs de deuren te gaan. Zo tussen 1941 en 1943 lag de handel dus feitelijk stil op een beetje "rommelderij" vanuit het ouderlijk huis. Dit betekende dat er gehandeld werd op Amsterdam met voornamelijk groente. Dit als er vergunning was en het gebeurde wel dat er meer meeging dan op de vergunning stond. Deze handel werd vervoerd met een auto van Gert Meereboer uit Schoorl. Deze werd voortbewogen met een houtgasgenerator. De "benzine" was dus hout. Soms ook met een auto van Maarten Gomes. Deze werd voortbewogen met steenkool. In 1943 werd de zaak van Klaas en Grietje Faber overgenomen en werd er getrouwd met Agie. Klaas en Grietje gingen boven de winkel wonen. Bij dat overnemen moet er wel worden bedacht dat er praktisch geen handel was, de winkel was zo goed als leeg. De handel van Klaas en Grietje bestond uit kruidenierswaren en verder alles wat in een gezin werd gebruikt zoals potten, pannen, boenders, dweilen enzovoort. Eigenlijk een klein warenhuis. In de eerste week was de omzet voor Siemen en Agie 90,--. In de loop van de oorlog steeg de omzet niet, er was immers bijna niets. Als de gelegenheid daar was werd met behulp van een Duitser, die hier was gelegerd, wat groente geritseld vanaf De Omval. Als tegenprestatie moest daar dan weer wat boter voor worden overhandigd. Op een bepaald moment werden er samen met de collega groenteboeren Freek Slijkerman en Thijs Goudsblom vanuit het pand aan de Dorpsstraat voerbieten verkocht. Daar konden de gelukkige kopers dan stroop van maken. Na de oorlog kon pas echt begonnen worden met de opbouw van de winkel. Een van de eerste activiteiten was dat Siemen op de fiets naar Opmeer ging naar Gerrit Klaver. Deze had toen een groothandel in kruidenierswaren en ontving hem met de woorden "wie ben jij m'n joon". Doel van de reis was het bemachtigen van een voorraadje "sunligt" zeep. Waarachtig dat lukte. De "buit" bestond een margarinedoos vol zeep. Hij kon dus zeep verkopen, iets dat zijn collega's/concurrenten op dat moment nog niet hadden. Door die transactie met Gerrit Klaver werd de basis gelegd voor bijna 50 jaar zaken doen met elkaar. Siemen en Agie hadden veel vaste leveranciers die allemaal met hun eigen handel kwamen. Te denken is daarbij aan Enkhuizer Jodekoeken, Wim Dekker de kaashandelaar uit Bergen, de margarine van Jan de Wit uit Schagen. Ome Loek Wagenaar uit Alkmaar met snoep. Teun Schipper die later cafébaas werd in Alkmaar, ook met snoep enzovoort. De klantenkring breidde zich gestaag uit, maar daar moest hard voor worden gewerkt. Als er nieuwe mensen in het dorp kwamen wonen dan was het de kunst om bij hen om "de gunst" te vragen voordat een ander dat kon doen. Zo ging Siemen bijvoorbeeld op de fiets naar Oosthuizen. Daar vereerde hij Willem Ellenbroek die was benoemd als de nieuwe stationschef, als opvolger van Piet Wiering, met een bezoek. Overigens vond hij het doen van dat soort verzoeken wel "rot" werk, maar ja voor een nieuwe klant had je veel over. Naast het gestaag uitbreiden van hun klantenkring breidde ook hun gezin zich gestaag uit. Uiteindelijk waren er 14 kinderen waarvan er nu nog 12 leven en daarvan wonen er weer 10 op het dorp. Voor moeder Agie was het dus altijd druk. Was het niet in het gezin dan was het wel in de winkel. Immers als Siemen "de wijk" in was dan was zij het die de klanten hielp. Ook moesten de boodschappen die de klanten hadden besteld worden klaargemaakt. In die tijd werd bijna alles nog afgewogen en verpakt in zakken. Koekjes, suiker, bloem, rijst, krenten, rozijnen, appels peren, noem maar op. Alles wat nu kant en klaar in de winkel ligt moest toen eerst worden afgewogen. Al 28

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2002 | | pagina 30