HERINNERINGEN UIT HET VERLEDEN Bij de beelden op TV met vele scholieren, die met hun examen bezig zijn, gaan onwillekeurig mijn gedachten even terug naar onze eigen schooltijd. Als je voor 1 mei was geboren, dan mocht je op deze datum naar de eerste van de zes klassen, die moesten worden gevolgd. Als je deze zes klassen zonder een klas te herhalen,(zitten blijven noemden ze dat) had voltooid, mocht je de school verlaten. Slechts een enkeling was in de gelegenheid om hoger onderwijs te gaan volgen, b.v bij de HBS (Hogere Burger School) of Gymnasium in Alkmaar. Dit was ten eerste afhankelijk van de rapportcijfers en bovendien van de financiële omstandigheden in het gezin, een studiebeurs was toen nog onbekend. Een leerling van onze school, die de hoogste klas zonder veel moeite had verlaten, is daarna naar de HBS gegaan, n.l. Reindert Posthuma. Ook in deze school behoorde hij blijkbaar tot de beste leerlingen, getuige zijn latere positie in de maatschappij. Reindert was vooral in de oorlogsjaren als assistent van Dokter van Hesteren alom bekend als dokter Posthuma. Door zijn altijd kalme manier van optreden bij patiënten wist hij deze spoedig gerust te stellen met hun vaak ook psychische klachten. Een andere leerling was Joop Klant, hij ging naar het Gymnasium te Alkmaar en werd later Professor, hij is inmiddels overleden. Hij was een zoon van Piet Klant, de betaalmeester van de veiling, die in de Stationsstraat woonde. (Deze gegevens heb ik van Piet Klant uit Petten, een neef van Jo Klant. Red) Enkele jaren terug is in een dagblad een artikel verschenen over Professor Jo Klant, die een lezing over een bepaald onderwerp had gehouden. Voor mijzelf was na het verlaten van de school op twaalfjarige leeftijd een andere toekomst uitgestippeld. Aangezien gootvader dagelijks met zijn fuiken in de polder bezig was om paling en andere soorten vis te vangen, had hij dit voor mij ook in gedachten. Geen prettig vooruitzicht als je veel meer interesse hebt in de tuinbouw in plaats van altijd op en in het water te moeten werken. Nu was opa gelukkig geen doordrammer, er werd al spoedig een baas voor mij gevonden om op de akker te kunnen werken. Mijn eerste optreden als akkerstudent was bij de Gebroeders Kees en Hendrik Barsingerhorn (oom en vader van de oprichter, Red), twee totaal verschillende figuren in hun dagelijks leven. Kees praatte altijd en overal waar hij aanwezig was, Hendrik had de leiding van het bedrijf (Hendrik was de jongste van 1899 en Kees de oudste van 1881) Opa Jan en opoe Maartje hadden veertien kinderen waarvan er 10 bleven leven en wist met weinig woorden alles goed te laten functioneren. Hij deed ook altijd het zwaarste werk zoals b.v. graskanten afslaan met het slagzwaard, verdelgingsmiddelen met de rugsproeier over de daarvoor bestemde gewassen spuiten enz. Koolplanten zetten, altijd een slechte klus om steeds voorover te moeten lopen, werd zonder klachten van b.v. pijn in de rug, steeds door hem gedaan. De plantenaangever, in dit geval was ik dit zelf, liep met een kobus voor zijn buik waarin de planten lagen en Kees had de taak om iedere plant met de tuutemmer een klein stortje water te geven. Bij iedere tuinder werden deze intensieve werkzaamheden praktisch op dezelfde manier uitgevoerd en meestal was ook het aantal van zesduizend planten per dag te zetten een vast gegeven. Iedere tuinder had meerdere akkers te bewerken van verschillende grootte, waarvan sommigen op grote afstand van huis. Dit was ook het geval bij Kees en Hendrik met twee akkers ten Noorden van de Diepsmeer, met de naamaanduiding Het Hoogeland. Het was drie kwartier kloeten om er te komen, waarvan ieder een derde gedeelte voor zijn rekening nam. Maar zo'n verre tocht werd voor de gehele dag brood meegenomen, "we gaan morgen op Stikke", zei Hendrik dan, waarbij Kees voor thee en koffie zorgde in twee thermosflessenvan ieder een liter inhoud plusvoor ieder een fles water, 's Morgens werd zoals gewoonlijk het akkerschuitje door Kees van de wal geduwd om als eerste aan zijn deel van de afstand te beginnen, het tweede gedeelte was voor mij bestemd terwijl Hendrik altijd als laatste het schuitje op een vaste plek aan de kant vastmaakte. Op een van de dagen, dat we op het Hoogeland werkten, stapte Kees plotseling in het schuitje om de verrekijker te pakken, die altijd in de mand lag bij de thermosflessen. Het was een oud langwerpig model bestaande uit drie delen welke in- en uit elkaar werden geschoven van ongeveer zestig centimeter lengte, waardoor met een oog moest worden gekeken. Druk gebarend met de kijker in zijn hand zagen we Kees wijzen naar een langwerpige dikke sigaar boven de duinenrij. Het was zoals we later in de krant hebben gelezen, de "Graf Zeppelin", door de geringe hoogte en lage snelheid hebben we dit zeldzame schouwspel om de beurt goed door de kijker kunnen volgen. Hebben jullie ook de mensen achter de raampjes naar beneden zien kijken en hun hand zien opsteken. Natuurlijk niet naar ons, maar naar anderen, begon Kees direct met zijn 18

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2002 | | pagina 20