Naast Wormer werkte nu ook Oostzaan hieraan mee. Iets ten westen van de Wormersluis werd nog een sluisje getimmerd, de Wester- of Westzanersluis. Dit sluisje werd in 1430 door Margaretha van Bourgondië, ambachtsvrouwe van Westzaan, op bepaalde voorwaarden overgedragen aan de kerk van dit dorp om het...te regieren, te bevisschen, te gebruijcken ende te bewaren...". Het houten sluisje was maar acht voet (ca. 2,5 m.) wijd en alleen geschikt om schuitjes en kleine vrachtschepen -zogenaamde evers- door te schutten. Ook het Wormersluisje was van hout. Men veronderstelt wel dat bij het leggen van het Westzaner- sluisje naast dit dorp zelf ook de stad Alkmaar was betrokken. Dit is aannemelijk omdat de kortste vaarroute tussen Alkmaar en Amsterdam over de Zaan en de sluizen in de Hogedam liep. De sluisjes in de Hogedam waren echter zo krap dat grote binnenvaartschepen er niet door konden. In de route zat nog een tweede knelpunt in de vorm van het sluisje in de Knollendam, die de Zaan aan de noordzijde van het Stammeer afsloot. Na 1500 begonnen de regenten van Alkmaar te denken over het opruimen van de twee genoemde obstakels. De aanhoudende oorlog met Gelre maakte dit echter tot een moeilijke zaak. In 1517 deed een bende Geldersen bijgestaan door de beruchte Friese zeerover Grote Pier een inval in Holland waarbij Alkmaar aan plundering ten prooi viel en ook elders zware schade werd aangericht. In 1532 klaagde de stad nog over de gevolgen. Het stadsbestuur maakte gebruik van een adempauze in de strijd door in 1529 een overeenkomst te sluiten met Amsterdam en de dorpjes Wormer en Jisp in de buurt van de Knollendam. Dit akkoord regelde de bouw van een nieuwe schutsluis aldaar...tot commoditeyt van de gemeene varende en reysende man, koopluyden ende anderen...". In dezelfde tijd schijnt in Alkmaar ook de bouw van een grote sluis in de Hogedam aan de orde te zijn geweest. In dit opzicht liepen de plannen van de stad en die van het dijkscollege van de Hondsbossche synchroon. De materialen die het college benodigde om de Zeewering te onderhouden -hout, rijs en schorrestenen- werden per schip aangevoerd. Vanuit de Zuideliike Nederlanden voeren schepen met stenen uit Vilvoorde de grote binnenvaartroute door het Zuiderkwartier van Holland over Gouda af en kwamen bij Spaarndam het IJ in. Daarna moesten de schippers helemaal buitenom over de Zuiderzee naar Edam. In dit stadje lag het laatste diepe, open zeegat waardoor de schuiten onbelemmerd het binnenwater van het Noorderkwartier in konden komen. De route over de Zuiderzee was niet alleen erg om, maar ook vol risico en gevaar. Allereerst kon het er behoorlijk stormen waardoor geregeld schepen met man en muis vergingen. Bovendien werd de Hollandse scheepvaart buitengaats ernstig bedreigd door Gelderse en Friese kapers, voor wie vrachtvaarders een weerloze prooi vormden. De ingelanden van de Hondsbossche -die opdraaiden voor het onderhoud van de Zeewering- klaagden dan ook herhaaldelijk bij hogerhand dat de daartoe benodigde materialen met het jaar duurder werden. Dit kon naar hun mening gemakkelijk voorkomen worden "...mits groot en bequaem maeckende de sluijse van Saerdam...". Hierdoor zou de aanvoerroute aanzienlijk korter en een stuk veiliger worden. Men begon echter in 1531 met de kanalisatie van Rekere, een oude zeearm van Alkmaar naar de Zijpe. Hierdoor ontstond de Pettemer- of Hondsbossche vaart. Het jaar daarop werd een nieuwe sloot gegraven tussen Petten en de Zeewering. Vervolgens was de poort tussen Zaan en IJ aan de beurt. Op initiatief van het Hof van Holland -dit had tot 1555 de supervisie over de Zeewering- vond op 5 juni 1533 te Petten overleg plaats tussen het dijkscollege van de Hondsbossche en gedeputeerden van een aantal dorpen in de buurt van de Hogedam "...om te hebben een groote Sluijse inden dijck van Saenerdam binnen den Scou van Oestzaenen...". De week daarop vertrok Jan van Schagen, rentmeester van de Hondsbossche, naar Den Haag. Waarschijnlijk om verslag uit te brengen, maar in ieder geval om het Hof te verzoeken een commissaris naar de sluis te zenden voor een inspectie in loco, aangezien ...die regierders van Alcmaer noch niet overgesonden en hadden eenig bescheijt van die diepte vande vaert tusschen Saenderdam ende AlcmaerDie informatie was van wezenlijk belang. Als de route ongeschikt was voor grotere binnenschepen had de bouw van een grote en kostbare sluis immers geen zin. Blijkbaar viel het mee, want Van Schagen reisde op 17 juli 1533 met twee commissarissen van het Hof naar Zaandam om ...inspectie oculair te nemen waer men aldaer bequaemst soude mogen leggen een groote sluijse van omtrent xviij voeten [ca. 5 ,5 m.] wydt...".' Hierna bleef het evenwel jarenlang stil rond de bouwplannen. Dat was ongetwijfeld het gevolg van 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2002 | | pagina 12